Stethoscoop

Kijkend naar spelende kinderen in de tuinen van het Louvre

René Laennec (Quimper, 17 februari 1781 – Douarnenez, Finistère, 13 augustus 1826)

De stethoscoop of hoorbuis waarmee artsen naar de werking van het hart, de longen en zelfs de ingewanden en de bloedstroom kunnen luisteren, is bijna tweehonderd jaar oud. Het statussymbool van de arts heeft de moderne techniek overleefd.

De uitvinder ervan heette Laënnec, voluit René Théophile Hyacinthe Laënnec, en hij was van Bretonse afkomst.

Zijn vader was een advocaat in Quimper, zijn moeder overleed aan tuberculose toen hij nog maar vijf was. Een oom met een artsenpraktijk in Nantes nam hem onder zijn hoede en gaf hem vanaf zijn dertiende een degelijke medische opleiding.

In 1897 liet de arts zijn broer weten dat Théophile het goed deed in Latijn, chemie, natuurkunde, anatomie en lijkopening en dat hij een reeks chirurgische ingrepen al onder de knie had. Hij was toen 16. Geen wonder dat hij zijn medische studie in Parijs vlot kon afmaken.

De Griekse arts Hippocrates had in 400 voor Christus al netjes opgeschreven hoe je afwijkingen in de borstkast op kon sporen door eenvoudigweg het oor tegen de borst te leggen en goed te luisteren. Iets wat artsen ‘ausculteren’ noemen.

Hoorde je het geluid van ‘kokende azijn’, dan zat er vocht in de longen. Dacht je het geluid van ‘krakend leder’ te vernemen, dan was heel zeker het borstvlies ontstoken.

Artsen moesten met hun luisterbereid oor soms wel erg opdringerig te werk aan. In het jaar 1816 werd de 35-jarige Laënnec aan het ziekbed geroepen van een vrouw die verschijnselen van hartzwakte vertoonde.

De patiënte had zo’n forse boezem dat hij met het blote oor helemaal niets te horen kreeg.

In de inleiding van een beroemd boek van duizend bladzijden dat enkele jaren later verscheen, beschrijft Laënnec de inval die hij toen kreeg: ‘Plotseling herinnerde ik mij een akoestisch verschijnsel dat zeer bekend is.

Ik was eerder getroffen door een spel van kinderen in de tuin van het Louvre, die door aan de ene zijde van de daar liggende boomstammen te kloppen, het signaal aan de ander zijde konden beluisteren. Dus ik nam een schrift en rolde dat stijf op. Het ene uiteinde van deze zo gevormde cilinder plaatste ik op de hartstreek en mijn oor hield ik aan de andere kant. Ik was even verrast als voldaan de hartslagen veel duidelijker en zuiverder te horen dan door mijn oor direct op de borst te leggen.

Van toen af dacht ik dat dit middel een nuttige en praktische methode kon worden voor de bestudering van kwalen in de borstkas.’
Laënnec was toevallig ook nog een enthousiast amateurmusicus die zelf zijn fluitinstrumenten bouwde. Naar die voorbeelden construeerde hij snel een uit drie delen bestaande, doorboorde koker van hout, 25 centimeter lang en 2,5 centimeter in doorsnee.

Je kon de delen losschroeven en het middenstuk zelfs weglaten. In zijn boek noemt hij het instrument nog ‘de cilinder’, later spreekt hij van stethoscoop, van het Griekse ‘stethos’ (borstkas) en ‘skopein’ (kijken).

Hij installeerde een kleine winkel in zijn huis waar hij verschillende houtsoorten uitprobeerde en een machine om hout te draaien installeerde. Collega’s gaf hij een stethoscoop cadeau, andere verkocht hij samen met zijn boek.

Ook al omdat hijzelf zwakke longen had, legde hij zich op longkwalen toe. Tegen het einde van zijn leven kon hij een hele reeks verschillen onderscheiden, gewoon op basis van de geluiden die hij hoorde.

De afwijkingen die hij bij zijn patiënten vaststelde, kon hij tot grote verbazing van zijn collega’s bij obductie verifiëren. Vóór die tijd was je in alle mogelijke gevallen ‘borstlijder’ zonder meer. De gevierde arts raakte zelf door tb besmet en overleed in 1826, op zijn 45ste.
Plaquette aan het Hôpital Necker in Parijs: ‘Hier vond Laënnec de auscultatie uit.’

Tegen die tijd flaneerden alle medische studenten in Parijs rond met zo’n houten toeter (die met twee oortjes dateert van 1851) goed zichtbaar in de borstzak van hun artsenjas.

Nederlandse studenten geneeskunde die in 1822 in Parijs arriveerden, vertelden in hun reisverslag dat ze zich meteen ook zo’n stethoscoop moesten aanschaffen, gewoon om erbij te horen.

Door die stethoscoop – ook wel spottend ‘statusscoop’ genoemd – kunnen de patiënten ook vandaag nog zien wie de arts is, en wie de hoofdverpleger bijvoorbeeld.

En hoe het snorren, brommen, vibreren, reutelen, mekkeren, ruisen, knisperen, kraken en borrelen in de borstkas exact moet worden geïnterpreteerd, daarover heeft altijd al enige verwarring bestaan.

Laënnec wordt vandaag zowel in Parijs als in zijn geboortestad Quimper geëerd met een ziekenhuis dat zijn naam draagt.

nl_NLNederlands