Schweppes

Duitse juwelier richt in Londen de eerste frisdrankfabriek ter wereld op

JOHANN JACOB SCHWEPPE (1740-1820)

Johann Jacob Schweppe werd als zoon van Conrad Schweppe in 1740 geboren in het Hessische Witzenhausen, ten oosten van Kassel. Volgens een volksraadpleging telde het plaatsje destijds 1460 inwoners. Vier gezinnen droegen de naam Schweppe. Witzenhausen is vandaag een stad van 20.000 inwoners met vele oude gebouwen, gedeeltelijk nog uit de zestiende eeuw. Daar in de Liebfrauenkirche werd Jacob Schweppe op 16 maart 1740 gedoopt. Zijn ouders vonden hem te zwak voor het boerenwerk en gaven hem op zijn elfde mee aan een rondreizende ketellapper. Die stond ervan versteld hoe snel de jongen het repareren van ketels en pannen onder de knie had. Hij bracht hem terug naar zijn ouders en zei dat hij het zonde vond de jongen onder zijn niveau te laten werken. Hij gaf hun de raad hem bij een zilversmid in de leer te laten gaan. Zo gezegd, zo gedaan. De zilversmid stond al evenzeer te kijken van het talent van de jongen en vond dat hij moeilijker werk aankon, bij een juweelzetter bijvoorbeeld. En ook hier boekte de jonge Jacob succes.

Juwelier

Het juwelierswerk leidde hem uiteindelijk naar Genève, trots op zijn kosmopolitische geest en ook tweehonderd jaar geleden al een centrum voor het vervaardigen van horloges, juwelen en precisie-instrumenten. Zijn verblijf staat vast vanaf eind 1765, toen hij 25 was.

Zijn naam verschijnt eveneens in de Geneefse annalen ter gelegenheid van zijn huwelijk met Eléonore Roget op 4 oktober 1767. Op 19 september 1768 werd hij formeel als inwoner van Genève erkend, de eerste stap tot het burgerschap van de stad.

Vermoedelijk was hij er in dienst bij de juwelier Jean Louis Dunant. In mei 1777 opende hij samen met diens zoon een juwelierszaak onder de naam ‘Dunant & Schweppe’.

De jonge Dunant, die een zwakke gezondheid had, verstrekte het kapitaal en Schweppe leidde de zaak. Drie maanden later registreerde het juweliersgilde van Genève hem als maître-bijoutier.

Zijn chef d’oeuvre was een nécessaire, een reiskistje, dat door de gildevoorzitters om zijn bijzondere kwaliteiten werd geprezen. In 1786 doekten Dunant en Schweppe de vennootschap op.

Het moet Jacob voor de wind zijn gegaan zoals blijkt uit de aankoop in 1783 van een landhuis in Bouchet, een gehucht in het district Petit-Saconnex in de buitenwijken van de stad. Het huis staat er nog altijd.

Jacob en zijn vrouw Eléonore kregen negen kinderen van wie er acht op jonge leeftijd stierven. Slechts één kind overleefde, hun dochter Nicolarde, bijgenaamd Colette.

Amateur-wetenschapper

Jacob beschreef zichzelf als een enthousiaste amateur-wetenschapper.

Terwijl hij zijn brood verdiende met de verkoop van edelstenen en het vervaardigen van dure snuisterijen, vermaakte hij zich met wetenschappelijke studies en experimenten waarover hij in de wetenschappelijke bladen van die dagen kon lezen.

Hij was op de hoogte van de ontdekking van koolzuur door de Engelse geleerde Joseph Priestley in 1772. Het was ook Priestley die vaststelde dat koolzuur oplosbaar was in water en dat dit een verfrissend effect had op de drank.

Hij suggereerde dat met behulp van een compressiepomp de kwaliteiten van mineraalwater aan gewoon water konden worden toegevoegd.

Schweppe herhaalde vanaf 1780 de experimenten van Priestley, maar kwam tot de slotsom dat de laboratoriumproducten in geen enkel opzicht de kwaliteit van de natuur konden evenaren.

Jarenlang sleutelde hij aan de door Priestley gesuggereerde compressiepomp. Ten slotte had hij een betere pomp gemaakt dan ieder
ander voor hem, hoewel hijzelf nog niet tevreden was. Omdat hij het zonde vond het water dat hij voorlopig produceerde weg te kieperen, bood hij het plaatselijke dokters aan om het gratis te verstrekken aan arme patiënten. Weldra bereikte hij het gewenste niveau.

De vraag naar het Schweppe-water nam toe, ook van de kant van kapitaalkrachtige mensen die er iets voor wilden betalen. Uiteindelijk zag hij zich gedwongen een kleine vergoeding te vragen.

Op die manier schakelde hij rond 1783 haast ongemerkt over van het experimentele naar het commerciële stadium. Zo werd Jacob Schweppe de stichter van de frisdrankindustrie zoals wij die vandaag kennen.

Hij was namelijk de eerste die een toestel ontwikkelde waarmee hij op grote schaal water met koolzuur kon verzadigen, zodanig dat het evenveel of nog meer koolzuur bevatte dan het natuurlijke bronwater.

Bedrogen

Na het eerste succes had Schweppe een verkoper in dienst genomen aan wie hij de geheimen van het procédé toevertrouwde. De man ging er met de geheimen vandoor met de bedoeling zelf een firma op te richten.

Om hem technisch bij te staan deed de dief een beroep op een van de bekendste technici van de stad, de 27-jarige Nicolas Paul.

Paul maakte een gebrekkig toestel voor Schweppes verraderlijke werknemer en een heel precies exemplaar voor zichzelf en liet weten dat hij kunstmineraalwater op de markt zou brengen. Schweppe zag zich gedwongen een vennootschap aan te gaan met Paul.

Die haalde er vervolgens zijn vriend en apotheker Henry Albert Gosse bij, die zelf ook al met waters en gassen had geëxperimenteerd. Het vennootschap werd met ingang van 1 juli 1790 vastgelegd voor de duur van negen jaar.

De drie mannen – met Schweppe als de oorspronkelijke uitvinder, Paul als de technicus en Gosse als de scheikundige – slaagden er in korte tijd in een hele reeks bestaande bronwaters zoals Seltzer en Spa na te maken.

Ze werkten alleen nog op basis van gedistilleerd water zodat hun producten vooral in medische kring de aandacht trokken.

De zaken floreerden. Ze kwamen op het idee – misschien vanwege de vele Engelsen in Genève – een vestiging te openen in Londen. Gosse wou niet graag zijn apotheek in de steek laten, de jonge Nicolas Paul was in Londen al eens met een project op de klippen gelopen, dus zou Schweppe moeten gaan.

Maar ook hij aarzelde. Vermoedelijk had hij er moeite mee om de zaak waaraan hij tien jaar had gewerkt, zo maar in de handen van nieuwkomers achter te laten. Bovendien boterde het tussen de drie mannen niet al te best.

Ook dat hij vrouw en kind voor onbepaalde tijd moest missen, kan een rol hebben gespeeld. Zijn dochter Colette had twee jaar eerder, ze was toen 12, al een enorm schandaal veroorzaakt in de stad door er met haar harpleraar vandoor te gaan. Ze werden in een naburige stad ontdekt.

Colette werd weer naar huis gebracht en de jonge leraar werd bij verstek wegens ontvoering van een kind veroordeeld. Uiteindelijk vertrok de 51-jarige Schweppe eind december 1791, midden in de winter. Hij was zich wel degelijk bewust van het belang van zijn uitvinding.

Om nieuwsgierige vreemdelingen onderweg op een dwaalspoor te zetten, voegde hij aan de koolzuurverwekkende installatie allerlei overbodige hulpstukken toe.

In Londen

Op 9 januari 1792 kwam Schweppe in Engeland aan. Het eerste fabriekje zette hij op in Drury Lane 141, een van de armste wijken van Londen. In de Engelse hoofdstad circuleerden op dat ogenblik een hele reeks kunstmineraalwaters, vervaardigd met de rudimentaire machines die Schweppe in 1780 als ontoereikend van de hand had gewezen. Omdat zijn water als dusdanig niet nieuw was, moest hij voor zijn superieure product lang op erkenning wachten, vooral uit de medische hoek. Schweppe was teleurgesteld, sukkelde wat met zijn gezondheid en was eenzaam. In juli schreef hij een brief naar huis met het verzoek zijn dochter Colette te laten overkomen.

Colette Schweppe, toen pas 15 jaar, reisde dwars door het tumult van de Franse Revolutie meteen naar Londen. Maar op 21 december kreeg hij van zijn vennoten een brief met het verzoek terug te keren.

Ten eerste omdat hun product geen succes had, ten tweede omdat de ideeën van de Franse revolutie in Genève tot onrust leidden en ten derde omdat het in Genève slecht ging met de zaken.

Schweppe was razend. Hij vroeg of ze dachten dat hij een imbeciel was, een makkelijke speelbal van hun grillen.

Hij weigerde de gezondheid en die van zijn dochter bloot te stellen aan een winterse reis en zei niet meer geïnteresseerd te zijn in een samenwerking met mensen die zo weinig vertrouwen in hem stelden. Op 1 februari 1793 verklaarden de Franse revolutionairen de oorlog aan Groot-Brittannië.

Uit angst uitgewezen te worden, schreef Schweppe de Britse regering een brief waarin hij onderstreepte dat zijn firma ooit van groot nut voor het land kon worden. De banden met zijn vennoten werden definitief verbroken.

Zij kregen de zaak in Genève cadeau, waarmee hij eigenlijk tien jaar noeste arbeid wegschonk, en hij behield de firma in Londen. Schweppe was kennelijk zeker van zijn zaak.

Zijn mineraalwater, in talloze variëteiten en met uiteenlopend koolzuurgehalte, raakte bekend. Hij werd gesteund door een aantal grote geleerden, onder meer door dokter Erasmus Darwin, de grootvader van Charles Darwin, die het bijzondere mineraalwater in zijn geschriften aanprees.

Darwin was de spil van een kring van filosofen en uitvinders in Birmingham waartoe ook Josiah Wedgwood, de vermaarde pottenbakker, en Matthew Boulton, de fabrikant van Watts stoommachines, hoorden. Boulton zou zijn hele leven rechtstreeks mineraalwater van Schweppe betrekken.

Medische werken prezen bepaalde Schweppe-mineraalwaters aan voor mensen met nierof galklachten, stenen op de nieren, maagzuur, indigestie en zelfs jicht. Het kon ook dienen om rum of brandewijn aan te lengen. De namaak-Seltzer werd zowel om de aangename smaak als om de medische effecten aanbevolen.

Zo bijvoorbeeld voor koortsachtige kwalen, zwartgalligheid, nerveuze aandoeningen en uitputtingsverschijnselen na het harde werk.

Het werd omschreven als een veilige en verfrissende drank voor ‘personen die uitgeput zijn na het lange spreken, oververhit door het dansen of bij het verlaten van warme kamers of overvolle vergaderingen’.

In enkele maanden tijd raakte het water van Schweppe over geheel Groot-Brittannië verspreid.

Terug in Genève

In april 1796 overleed in Genève zijn vrouw Eléonore. Jacob noch Colette waren vanwege de oorlog in staat de overtocht te maken. In maart 1798 vielen de Franse troepen Genève binnen. Het is onduidelijk hoe die gebeurtenissen Schweppe hebben beïnvloed.

In elk geval verkocht hij in 1798, zes jaar na zijn aankomst, zijn firma aan drie mannen van het eiland Jersey. Hij had 1200 pond gespaard, een fortuin in die dagen.

Hij en Colette behielden samen een vierde van de aandelen.

In zijn reispaspoort werd Jacob in 1798, 58 jaar oud, als volgt beschreven: 1,58 meter groot, grijze haren en gedeeltelijk kaal, met grijze ogen, een grote neus, een gewone mond waarvan de onderlip lichtjes uitstak, een lang gezicht met hoog voorhoofd, volle kaken en een puntige kin.

Colette was toen 21 en volgens haar paspoort klein en dik. Zij had een gezonde kleur, haren en wenkbrauwen waren kastanjebruin en ze had zwarte ogen. Zoals haar vader had ze een grote neus, een gewone mond en een puntige kin; ze had wel een rond gezicht en een gewoon voorhoofd.

Pas in 1804 verscheen Jacob Schweppe weer op een inwonerslijst van Petit-Saconnex bij Genève. In 1806 was hij aanwezig toen zijn dochter Colette in het huwelijk trad met een handelaar uit Lyon. In 1814 vroegen Jacob en Colette een paspoort aan om naar Rotterdam te reizen.

Zij bleven twee jaar op reis. Volgens de annalen van de firma Schweppes bezochten ze niet alleen Londen maar ook Jacobs geboorteplaats Witzenhausen. De oude baas was inmiddels 75 geworden.

In juni 1816 was hij kennelijk weer thuis. Een bezoeker schreef over hem : ‘Ik vind meneer Schweppe zelf veel interessanter dan zijn vermaarde perzikbomen; zijn hoge leeftijd en zijn grijze haren contrasteren sterk met zijn levendigheid en zijn energie.

Hij heeft een oorspronkelijkheid in uitdrukking en vurigheid die kenschetsend zijn voor een genie.’ Colette speelde nog altijd harp, zo blijkt uit getuigenissen uit die tijd.

Kort voor zijn dood in 1821 schreef een geleerde buurman in een brief aan een vriend : ‘Meneer Schweppe heeft zichzelf beziggehouden en geamuseerd met landbouw, tuinieren en techniek waarin hij dezelfde oorspronkelijkheid en talenten aan de dag legt als in zijn jeugd.

Op zijn 80ste is zijn energie nog zo groot dat hij een planetarium waaraan hij lang heeft gewerkt, volledig opzij heeft geschoven omdat een of twee onderdelen niet zo geruisloos werkten als hij wel had gewild.

In twaalf maanden tijd heeft hij een volledig nieuw exemplaar vervaardigd waarvan de mechanische geluiden hem niet meer op de zenuwen werken. Zijn gezondheid is niet al te best meer nadat hij onlangs een beroerte heeft gehad.

Hij is een geleerd man, maar hij is zo bescheiden en leeft zo terugggetrokken en hij is zo eenvoudig van karakter dat alleen de buren of mensen die hem per toeval ontmoeten, van zijn verdiensten of zelfs van zijn bestaan op de hoogte zijn.’ Jacob Schweppe overleed in november 1821, 81 jaar oud.

In 1824 verkocht de man van Colette de laatste aandelen in de Londense firma. In 1836 overleed ook Colette. In datzelfde jaar kreeg de firma Schweppes in Londen de status van hofleverancier. Tot op de dag van vandaag heeft elke Britse koning of koningin die status verlengd.

Op de eerste wereldtentoonstelling uit de geschiedenis, in het Londense Crystal Palace in 1851, was de firma prominent aanwezig met een centraal opgestelde reuzenfontein. Alle kroonkurken van Schweppes-producten dragen ook vandaag een fonteintje als symbool.

Indian tonic

De indian tonic (letterlijk: tonicum uit Indië), is het bekendste Schweppes-product en dateert van 1870. De Britse officieren in Indië gebruikten kinine tegen koorts en verdreven de bittere smaak ervan met citroenen, limoenen en gin. Ze wilden de verfrissende drank ook na hun terugkeer blijven drinken. Met haar indian tonic kwam de firma Schweppes net zoals andere frisdrankbedrijven aan de vraag van de oud-kolonialen tegemoet. Indian tonic bleef bijna tachtig jaar lang een typisch Britse drank. De wereldwijde verspreiding ervan begon pas in 1953, nadat Schweppes onder een systeem van franchising het bottelen in andere landen toestond. Schweppes schrijft het succes van de eigen versie toe aan de kunst om speciale smaken aan citrusvruchten te onttrekken.

Cadbury-Schweppes

Schweppes fuseerde in 1969 met de Britse zoetwarenreus Cadbury. Die deed in 1999 Schweppes voor 155 landen, maar niet voor de vs en de Europese Unie, van de hand aan Coca Cola. In september 2001 kocht Cadbury op zijn beurt de Franse firma Orangina.

nl_NLNederlands