Smiley

De wereldwijde gevolgen van een irritant grapje

Scott Fahlman (Medina, Ohio, 21 maart 1948)

In 1982 was er nog geen internet, geen world wide web of google, geen e-mail, chatbox of sms. Het BBS heerste nog, het bulletin board system, een voorloper van de huidige nieuwsgroepen, maar dan met modems en analoge telefoonlijnen. In de oertijd van de computer.

Het was op zo’n BBS dat Scott Fahlman op 19 september 1982, om 11.44 uur om precies te zijn, zijn idee lanceerde.

Op de afdeling computerwetenschappen van de universiteit van Carnegie Mellon in Pittsburgh, waar Fahlman als ‘onderzoeksprofessor’ werkte, was zo’n BBS een belangrijk sociaal instrument.

Een plaats waar professoren, docenten en studenten op gelijke voet over belangrijke computerkwesties konden communiceren.

De meeste berichten waren serieus, andere waren meer van het soort: ‘Ik heb in het herentoilet op de vijfde verdieping een ring gevonden. Van wie is die?’ Een aantal van die berichten was ironisch, grappig, of tenminste grappig bedoeld.

Maar dan was er altijd wel iemand die dit verkeerd begreep. En een boos antwoord gaf. Waarop anderen reageerden. En zo liep de discussie in het honderd. Moest je dan achter elk grapje ook nog het woord ‘grapje’ tikken?

Op 16 september 1982 stuurde een zekere Howard Gayle het waarschuwingsbericht rond dat in de linker lift van de universiteit kwik was gemorst, dat er een brandje was geweest en dat je de lift tijdelijk niet mocht gebruiken.

Vervolgens herinnerde zich iemand dat zijn middelbare school na een soortgelijk voorval een dag was gesloten. Zo gevaarlijk was het goedje. Iedereen wond zich op. Achteraf bleek het om een grap te gaan. Iedereen boos.

Ene Niel Schwartz stelde voor om in zo’n geval achter het bericht een sterretje tussen aanhalingstekens te tikken. Iemand anders vond de twee nulletjes van het percentageteken beter.

Dat ging zo even door, totdat Fahlman met zijn vrolijk emoticon kwam: hij tikte na elkaar een dubbele punt, een koppelteken en een sluit-de-haakjes en zo kreeg je een lachend gezichtje, weliswaar op z’n kant gezet.

Tegelijkertijd stelde hij een serieuze versie voor met achteraan een openend aanhalingsteken, neerwaartse mondhoeken. Wat dan wilde zeggen: dit is geen grap, dit is ernstig. Maar al gauw kreeg deze tweede smiley uit de geschiedenis de betekenis van ‘boos’.

Het is mooi om in de BBS-verslagen van zo’n dertig jaar geleden te zien hoe de daarop volgende dagen iedereen nieuwe tekens uitvond. Met de opkomst van het internet, ruim tien jaar later, verspreidden de smileys zich in een oogwenk over de hele wereld.

Momenteel bestaat een lijst van wel tweeduizend smileys. Een boekje vol.

De woorden ‘smiley’ en ‘emoticon’ worden vandaag in het Nederlands door elkaar gebruikt maar de oer-smiley is uiteraard het getekende ronde, gele gezichtje met twee ogen en een grote ‘smile’ dat de reclameontwerper Harvey R.

Ball (1921-2001) in 1963 voor een Amerikaanse verzekeringsmaatschappij tekende. Dat diende om de gemoederen te bedaren van verontruste werknemers die de fusie met een ander bedrijf niet zagen zitten. Hij kreeg er 45 dollar voor.

Hij nam geen rechten op het beeld zodat het in de VS in het publieke domein terechtkwam.

Wel rechten nam de Franse cartoonist Franklin Loufrani die zei het figuurtje in 1968 – na de studentenrellen – bedacht te hebben voor het dagblad France Soir om positieve berichten in de krant te markeren. Hij richtte de firma SmileyWorld op en liet het figuurtje in honderd landen deponeren.

Het is een van de weinige gedeponeerde logo’s die inmiddels meer dan een miljard dollar hebben opgebracht. Het bedrijf heeft als ‘missie’ de opbeurende boodschap: ‘Smiley is meer dan een icoon, meer dan een merk, meer dan een levensstijl.

Het is een geesteshouding.

Het is er om iedereen eraan te herinneren hoe krachtig een glimlach is, hoeveel je met een eenvoudige glimlach in je eigen leven en dat van anderen kunt veranderen.’ SmileyWorld heeft in één ruk door ook 1200 emoticons laten registreren en wereldwijd 800 licentieovereenkomsten afgesloten, zo onder meer met Mars, Dior, Fuji, Nokia, Samsung, Sony en Tony Hilfiger.

Zestig advocaten zien erop toe dat niemand in de wereld de lachebekjes als merkteken gebruikt zonder SmileyWorld te betalen. Ook professor Fahlman niet.

Heeft Fahlman zich destijds door het gele kopje van Ball laten inspireren? Fahlman: ‘Zeker niet expliciet. Maar het heeft ongetwijfeld onbewust een rol gespeeld.

In de jaren zestig en zeventig zag je dit overal opduiken.’ Fahlman is vandaag een licht kalende man met een forse baard die op zijn homepage te zien is met een grote glimlach, nog groter dan die van zijn smileys.

Hij is een ernstige computerwetenschapper die nog altijd doceert aan de gerenommeerde Carnegie Mellon-universiteit en geleerde teksten over artificiële intelligentie schrijft. Van zijn uitvinding gebruikt hij haast uitsluitend de lachende versie.

Alleen als hij als consument iets te mopperen heeft, gebruikt hij het boze gezichtje.

Hij ziet zijn smiley als een cadeautje aan de wereld: ‘Niet echt een betekenisvolle bijdrage tot het werelderfgoed, vind ik.’
Fahlman vreest wel dat zijn wetenschappelijk werk over enkele jaren vergeten zal zijn, en dat hij alleen nog om zijn computersmileys – in het licht van zijn werk een bagatel – zal herinnerd worden.

nl_NLNederlands