Flitspaal

Snelheidsmaniak vindt flitspaal uit

Maurits Gatsonides (Gombong, Java, 14 februari 1911 – Heemstede, 29 november 1998)

Hoe de zoon van de assistent-resident van Surakarta, met een Griekse naam en Javaans, Chinees en Nederlands bloed in de aderen, wegens een ontbrekend kootje van de rechterwijsvinger geen vliegtuigpiloot mocht worden en dan voor de automobiel koos, waarmee hij meer dan 350 wedstrijden reed en meer dan twee miljoen kilometer aflegde, waarna hij zijn alomvattende kennis van auto’s en snelheid omzette in het ontwikkelen van snelheidsmeters, verkeerscamera’s en ten slotte de flitspaal, waarvan ook hijzelf tot op hoge leeftijd het slachtoffer werd.

Voor zijn vrienden heette hij Maus of Gatso of Gatje, maar zijn naam was voluit Maurits Gatsonides (een exclusief Nederlandse achternaam). In vier decennia reed hij meer dan 350 internationale en nationale rally’s en races.

Achteraf kon hij zeggen dat hij – testritten en verkenningen meegerekend – ongeveer twee miljoen kilometer had afgelegd.

En uitgerekend deze expert in snelheid, de man die graag sprak van ‘de nobele kunst van het scheuren’, ontwikkelde op latere leeftijd de snelheidsmeter, de gatsometer, de flitspaal. Maus Gatsonides was een mooi voorbeeld van een stroper die veldwachter werd.

Een journalist beschreef hem rond 1990 als volgt: ‘Maus is een lange, magere man met oosterse gelaatstrekken, wiens voorkomen nogal beïnvloed lijkt door alle royalties die hij in zijn leven ontmoette. Zijn bewegingen hebben de grandeur van een excellentie.

Woorden komen omzichtig en afgewogen uit zijn mond. De donkere ogen vlammen.’

Gatsonides werd in Gombong op het eiland Java in Nederlands-Indië geboren als zoon van de assistentresident van het vorstendom Surakarta. (Herinner u Multatuli, assistent-resident van Lebak.) Als kind toer de hij met zijn vader in een open Fiat op hoge spaakbenen rond op controlereizen door heel Surakarta.

black and gray camera on tripod on road during daytimeVoorts raakte hij op achtjarige leeftijd een kootje van zijn rechterwijsvinger kwijt toen een neefje tijdens het poetsen het wiel van zijn fiets stevig doordraaide. Zo ontstond een gebrek met verstrekkende gevolgen. In 1923 mocht zijn vader na vijf jaar dienst met zijn gezin op verlof naar Nederland. Na vijf maanden keerde hij terug, maar hij liet er de twaalfjarige Maurits achter, omdat het middelbaar onderwijs in Nederlands-Indië geen niveau had. Twee jaar later overleed vader Gatsonides tijdens een medische ingreep op Java. Hoewel Maus’ moeder en zijn zussen naar Nederland terugkeerden, groeide hijzelf in vijf pleeggezinnen op.

Eind jaren twintig wilde hij na de hbs verder studeren voor arts of ingenieur. Maar omdat zijn vader zijn studie aan de Technische Hogeschool van Delft door enige losbandigheid had verknald, wilde zijn familie daar niet van horen. Dus koos hij voor een militaire opleiding als piloot.

Hij had zijn studie met hoge cijfers beëindigd en zijn gezondheid was uitstekend, dus was er geen probleem. Maar toen hij de nodige documenten wilde ondertekenen, zag de instructeur dat aan zijn wijsvinger een kootje ontbrak. En hij werd afgekeurd.

Hij raakte niet verder in de luchtvaart dan KLM, waar hij van 1931 tot 1935 werkte om boordmonteur te worden. Maar in juli 1935 verongelukten in één week tijd drie KLM-toestellen, telkens met vrienden van hem aan boord. Toen haakte hij af. Maus: ‘Bij de KLM heb ik wel leren werken.

Ook oude vaardigheden zoals het slijpen van kleppen met de hand. Dat was secuur werk. Als je een fout maakte, kon dat fatale gevolgen hebben.’ Vanaf 1931 was hij ook beginnen te racen, eerst nog met een stoommotorfiets.
Met de forse erfenis van zijn grootvader – een suikerplanter in Nederlands-Indië – opende hij in 1935 in Heemstede een garage met de automerken Skoda, Hillman en Humber. Zijn bedrijfje werd snel een centrum voor alle Nederlandse liefhebbers van de autosport.

Hij hield het vier jaar uit. Het probleem was vooral dat Maus nooit in zijn garage was. Hij had een zeer bekwame monteur in dienst, die al wie naar Maus zocht wel wilde vertellen dat die ‘juist effe weg’ was.

Maus verscheen in die vier jaar aan de start van ongeveer 45 grote nationale en internationale wedstrijden. Met eigen auto’s! Dat kostte een fortuin. Hij reed onder meer de loodzware Luik-Rome-Luik van 1937: 5000 kilometer in één ruk. Van de 39 gestarte wagens zagen er zeven Luik terug.

In een van hen zat Maus. In 1938 werd hij tweede. Hij reed die rally overigens negen keer. Vanaf 1936 waagde hij zich aan de Rallye Monte Carlo, de moeder van alle rally’s. Onwaarschijnlijk zwaar ook. Hij reed die rally 23 keer, een record.

In 1937 won hij de prijs van de best geplaatste Britse wagen. In die tijd droegen automerken nog exotische merknamen zoals Hillman Minx of Riley Kestrel Sprite. Hoe dan ook kregen de Britse autoconstructeurs hem in de gaten.

Tweede Wereldoorlog

Op 10 mei 1940 vielen de nazi’s Nederland binnen. De bezetter nam auto’s in beslag en monopoliseerde de verdeling van benzine. Nederlanders hadden geen brandstof voor hun resterende voertuigen. Gatsonides: ‘Met een oud schoolboek van de hbs ben ik aan de slag gegaan.

Na drie weken was het: Eureka!’ Nog geen vijf weken na de Duitse inval deed Maus Gatsonides een proef met een steenkoolvergasser die met antraciet uit de Limburgse mijnen werkte. De Gatsonides Gas Generator of GGG was een rijdende steenkooloven.

Maus bezat geen cent: ‘Goede relaties in de sportrijderij zorgden ervoor dat de productie snel op gang kwam.’ Hij installeerde zijn generator op kleine en grote aanhangwagens die achter personenwagens en trucks konden worden bevestigd.

Vooral voor transportfirma’s maar ook op vrachtschepen werd de GGG ingezet.

Gatsonides had de hele oorlog ongeveer twintig man in dienst. Hij gebruikte zijn succes als dekmantel voor een brede waaier van verzetsactiviteiten. Huize ’Chez Nous’ in Bentveld, waar hij met zijn in 1941 getrouwde Ciska was neergestreken, bood onderdak aan onderduikers.

Hij ontvreemdde een legerauto, vervalste handtekeningen van de Duitse militaire overheid en jatte hun stempels.

Maus bracht clandestien kinderen naar het rijke en ‘vrij’ aandoende Friesland en toonde zich geniaal in het bemachtigen van krappe levensmiddelen voor zijn brede entourage, om te beginnen zijn werknemers. Hijzelf zou daar zijn hele leven discreet over blijven.

Het interieur van zijn huis bood een inkijk in zijn inventieve geest: ‘Via een warnet van koperen buizen druppelde zelfgestookte ouwe klare gestaag in flessen en kruiken.’ Of hij verwekte zelf elektriciteit met een propeller op het dak.

En ook na de oorlog kon hij in het straatarme Nederland met Franse cognac en Limburgse antraciet ‘de duvel en zijn ouwe moer krijgen’.

De zwaarste rallyjaren

Vanwege het GGG-succes bezat hij na de ‘vijf jaar inkwartiering van onze Oosterburen’ weer wat geld en opende hij een ‘all-round service garage’ in Heemstede. Om te beginnen voor het opknappen van de auto’s die hij en zijn vrienden onder de oorlog hadden verstopt.

Zoals een BMW sedan en een NSU motorfiets die hij diep uit de grond in zijn tuin moest opdelven. Naderhand verkocht hij Studebakers en auto’s van de Rootes Group.

In 1946 presenteerde hij trots een auto van eigen makelij: de Gatford (Gatsonides-Ford), een V8 vierliter roadster, gevolgd door een aantal elegante sportauto’s die gewoon Gatso’s heetten.

Niet zonder succes reed hij er ook wedstrijden mee, bij wijze van reclame. Maar Ford-onderdelen waren schaars en hij werkte met te weinig kapitaal om zo’n ambitieus project lang vol te houden. Een Amerikaanse bestelling van 200 stuks kon hij niet nakomen.

Snel zat hij opnieuw aan de grond. In 1951 ging Gatsonides de tweede keer failliet.
Tegen die tijd was hij ‘beroepscoureur’, professioneel rallyen testrijder, voor een hele reeks Britse autofabrikanten: Aston Martin, Ford-Dagenham, Jaguar en Triumph bijvoorbeeld.

Hij begon aan een waanzinnig programma van honderdduizenden kilometers van races en rally’s over de halve aardbol.

Hij reed elf Alpenwedstrijden, zes RAC’s (Royal Automobile Club Rally – de belangrijkste van Groot-Brittannië), de Oost-Afrikaanse safari; vier keer de 24 uur van Le Mans en de spectaculaire Italiaanse Mille Miglia.

De belangrijkste overwinning van zijn leven was de rally van Monte Carlo van 1953, in een Ford Zephyr. Maandenlang had hij op het plaatselijk circuit van 74 kilometer getraind tot hij het als zijn broekzak kende en tot op de seconde nauwkeurig de verschillende trajecten kon rijden.

Vanuit zeven startplaatsen namen 404 wagens aan het winteravontuur deel. Het bijzondere van het succes was dat de Ford Zephyr Six een gewone personenwagen was: de verkoop ervan verdubbelde dat jaar.

Zelfs het dagblad Le Monde schreef lyrisch over de Nederlandse coureur: ‘Gatsonidès avec son fin visage de prince javanais.’ Gatsonides: ‘De hele nacht waren mijn vrouw en ik bezig de prijzenpot onder de schuldeisers te verdelen.’

Op cruciale plaatsen van het Monte Carlo-circuit had hij ‘toevallige’ toeschouwers opgesteld om koude emmers water tegen zijn banden te kieperen, om de remmen af te koelen. Hoewel hulp van derden verboden was. Ook dat kenmerkte Gatsonides.

Stuurvaardig en behendig, jawel, maar ook listig en inventief.

Omdat het opleggen en afnemen van sneeuwkettingen in de winterse rally’s tijdverlies veroorzaakten, bedacht hij touwtjes: ‘Ik gebruikte touwtjes van acht millimeter dik en twee meter lang, waarvan ik de uiteinden in een pot verf had gedoopt om de zaak bij elkaar te houden.

Die touwtjes stak ik tussen de spaken door en bond ze vast met een dikke, oer-Hollandse platte knoop op het loopvlak. Daarmee kreeg je gegarandeerd goede tractie en ze schuurden er vanzelf af wanneer het niet meer nodig was.’

De Alpenrally in de Franse Alpen reed hij elf keer, drie keer zonder strafpunten, een ongewoon record waarvoor hij een speciale onderscheiding kreeg. Tegen het einde van de jaren vijftig dook een jonge generatie rallyrijders op en Gatsonides trok zich stilaan terug.

Hij legde zich toe op de populaire Mobil Economy Runs, zuinigheidswedstrijden, rally’s die snelheid combineerden met het lage benzineverbruik van ‘een lichte voet’. Hij won in 1958 en scoorde een hattrick tussen 1964 en 1966.

Gatsonides’ lijfspreuk was ‘Alles Kan’, ‘It can be done.’ Ook rijden met een lichte voet dus.

Slangetjes, camera’s en flitspalen

De geboorte van de flitspaal ligt in Balkbrug, een Overijssels dorp van een paar duizend inwoners dat al in de jaren vijftig als ‘politiemelkkoe’ enige faam had.

Een agent had er de gewoonte om de snelheid van passerende automobilisten te meten met behulp van een stopwatch en een paaltje honderd meter van de brug waaraan het plaatsje zijn naam dankt. De wettelijke limiet was 50 kilometer per uur. Legio waren de bekeuringen.

Tot de dag dat Maus Gatsonides daar passeerde.

Biograaf Wiedenhoff: ‘Met zijn adelaarsblik had [Maus] de diender van verre waargenomen en passeerde hij het meetpunt met een ingetogen, uiterst wet- vriendelijk tempo. Maar dat verhinderde niet dat de agent Gatso deed halt houden; ook hij reed te snel.

Hij meende dat dit onmogelijk was en ging aan het werk om de afstand tussen paal en brug te meten. De honderd meter van de agent bleken in werkelijkheid slechts 88 meter te zijn. Een afwijking van 12 procent!’

Maus bracht in 1957 als wedstrijdrijder 300 dagen in het buitenland door. Hij was 46 en kon niet eeuwig over Alpenpassen blijven jakkeren. Hoe kon hij na de autosport zijn brood verdienen?

Het rijden van een voorgeschreven traject met een pijnlijk nauwkeurig volgehouden gemiddelde snelheid, behoorde decennialang tot een van de belangrijkste opdrachten voor rallyrijders.

Ze sleutelden bijgevolg in hun garages aan chronometers, wekkers en wandklokken om aan boord van hun wedstrijdwagens te installeren.

Dankzij een ‘plankje met drie stopwatches’ had Gatso in 1953 Monte Carlo gewonnen. Een van zijn stelregels was: je moet de mens als beoordelaar elimineren. Hij had zich altijd geërgerd aan de gebrekkige tijdregistraties bij rally’s en races.

De verkeersdrukte nam toe, meer bestuurders reden te snel, het aantal bekeuringen steeg. Het strookte niet met zijn rechtsgevoel dat met de natte vinger gemeten.

Maus begon met een systeem van twee slangetjes die op een afstand over de weg waren gelegd en gekoppeld en aan twee stopwatches in handen van een agent. De modernste stopwatches waren niet nauwkeuriger dan tot op een tiende van een seconde.

Maus wilde precisie tot op een honderdste of een duizendste van een seconde. Hij begon op het circuit van Zandvoort de topsnelheden te registreren. Zijn vrienden vonden dat hij een droombeeld najoeg.

Dag en nacht zat hij op de zolder van zijn huis in Bentveld te knutselen, waarbij hij de niet zo royale inkomsten uit zijn profwedstrijden in zijn experimenten met meetapparatuur stopte. Gatsonides: ‘De truc was vernuftig gebruik van een doodgewoon elektrisch scheerapparaat.

Een Braun waarvan de mesjes op de 50 hertz van het lichtnet heen en weer bewogen. Met wat geknutsel kon ik daar het telwerk mee aansturen. Het materiaal kwam in eerste instantie van de rommelmarkt op het Waterlooplein in Amsterdam.’

Het lichtnet leverde 50 perioden per seconde: 50 plus, 50 min. De beste mechanische pulsmeters haalden 25 pulsen. Samen met een technicus bouwde hij een bestaande pulsmeter om tot hij 100 impulsen kon registeren. Een meetafstand van tien meter was voortaan voldoende.

Hij kon nu de tijd met een op het licht aangesloten pulsenteller registreren tot op honderdsten van seconden. Eerst probeerde hij het door twee nylondraden boven het wegdek te spannen.

Totdat een benevelde Gatsonides bij een van de vroege gatsometer-proefnemingen op het circuit van Zandvoort buurman er bijna zijn nek over brak.

Dan volgden twee plat over het wegdek gespannen rubber slangetjes (rubber van de bandenfabrikant Vredestein) met membraanschakelaars: door de luchtverplaatsing in de slangetjes brachten de automobilisten de tijdmeting zelf in werking.

In 1958 gaf hij voor de politiekorpsen uit de omgeving van Zandvoort de eerste demonstratie.

Inspecteur Wijnstroom van de gemeentepolitie Velsen kocht de eerste ‘Gatsometer’. Ook de vroege gatsometers lokten al vandalisme uit. Chauffeurs bekwaamden er zich in hard op de slangetjes te remmen, zodat ze stuk gingen. Zo moest Vredestein steviger versies fabriceren.

Maus verving de aansluiting op het lichtnet al snel door elektronische apparatuur gevoed met batterijen.

Op verzoek van de bedrijfsleider van de zwembaden in Utrecht leverde hij in maart 1961 elektronische aantikborden voor zwembaden. Het begin van een met de snelheidsmeter parallel lopend succes.

Met een mini-BMW

Gatsonides was een fameuze verkoopmachine. Hij lokte proefprocessen uit door samen met zijn zoon – hijzelf met de auto, zijn
zoon Tom op de brommer – op bepaalde punten opzettelijk de snelheid te overtreden. Door de veroordeling die ze opliepen werd meteen ook de juridische geldigheid van zijn toestellen onderstreept en kreeg het merk Gatsometer landelijke bekendheid.

Hij schafte zich een opvallende BMW 600 aan – een van die naoorlogse piepkleine auto’s waarvan het front een soort voordeur vormde – en bezocht daarmee politiekorpsen in heel het land om de truc met de twee slangetjes te demonstreren.

Met die auto – 600 cc, 34 pk – reed hij zelfs een bekende Franse rallykoers. Zo was hij altijd in het nieuws.

De slangetjes veroorzaakten wat rompslomp: ze moesten met een haspel open afgerold worden en het straatvuil maakte handen en uniform smerig, hoewel de firma Gatsometer daartoe ook nog een slagersvoorschoot kon verstrekken – Gatsonides voorzag alles.

Totdat Gatsonides in 1968 de radar oppikte). Hij leverde in hoog tempo de ene verbeterde versie na de andere. Apparatuur om vanuit een rijdende auto de snelheid van een voorbijrijdende auto te registreren. Met automatische camera’s (1980). Flitspaal (1988).

Geheugenkaart (6000 beelden, 1988). Digitale roodlichtcamera (1997). Allemaal toepassingen die Gatsonides bedacht naar aanleiding van eigen ervaringen; uitvindingen met telkens een eigen ervaringsverhaal, met plaats en datum van gebeuren.

Hij maakte ook nog mee hoe het woord ‘gatsometer’ als soortnaam in de dikke Van Dale verscheen. Gatsometer BV in Haarlem is onder leiding van twee van zijn kleinzonen tot op de dag van vandaag wereldleider in snelheidsmeters en flitspalen.

‘Nadat zijn leven eerst in het teken stond van de snelheid, gebruikte Maus later de snelheid om ervan te leven’, aldus zijn biograaf. De wereldbekende rallyrijder die alle limieten aan zijn laars lapte, werd de schrik van de snelle automobilist.

In een kort portret dat hij in 1990 over zichzelf in de derde persoon schreef, vat hij zijn leven samen als: ‘Twaalf Ambachten – Tien Ongelukken – Twee Successen.’ ‘Hij startte als een Gefortuneerd Amateur en is geeindigd als Berooid Professional.

Door Gatsometer BV gaat de Berooide Professional de geschiedenis in als een Geslaagd Fabrikant.’

Tot op hoge leeftijd eindigde elk interview met Gatsonides met een story over de laatste bekeuring die hij met zijn Citroën XM had opgelopen. Verslagen door zijn eigen wapens.

En in een gesprek met Elsevier in 2006 blijken ook zijn kleinzonen Timo en Niki met dit fenomeen vertrouwd te zijn. ‘Vorige week nog’, antwoordt Niki, ‘en ik wil het er niet over hebben.’

Hugenoten in Friesland

De voorvaderen van Maus Gatsonides waren hugenoten die in Friesland neerstreken. Een van hen veranderde zijn achternaam in Gaston plus ‘ides’ (Grieks voor zoon van) en verwisselde de s en de t.

Een van diens afstammelingen liep op zijn zestiende van huis weg, vertrok als ‘ketelbinkie’ op een schip naar Nederlands-Indië. Dertig jaar later keerde de Friese stoker terug als steenrijke eigenaar van een suikerplantage op Java.

Hij had een Nederlandse vrouw en drie kinderen, maar de drie kinderen stamden van een eerdere relatie, namelijk met de kokkin op zijn afgelegen plantage, Siem Njo. Zij was voor een kwart Javaans, een kwart Chinees en half Nederlands.

Een van die kinderen, ook Maurits geheten maar Karel genoemd, was in het begin van de twintigste eeuw op Java assistent-resident van de susuhunan (vorst) van Surakarta.

Na vijf jaar mocht deze Karel Gatsonides in 1923 voor een half jaar met verlof naar Nederland, in het gezelschap van zijn vrouw, zijn zoon Maurits, met roepnaam Maus, en twee dochtertjes. De reis heen en weer nam twee maanden van dat verlof in beslag.

Omdat het middelbaar onderwijs op Java geen niveau had, liet vader Gatsonides bij zijn terugkeer zijn zoon en oudste dochtertje bij pleegouders achter. Twee jaar later overleed vader Gatsonides tijdens een heelkundige ingreep.

Maus zag hem nooit terug. Zo kwam het dat Maus, Maurits jr., vanaf zijn 21ste in schijfjes het fortuin van zijn grootvader, de plantagebezitter, erfde.

Laat een reactie achter

nl_NLNederlands