Een juwelier met een passie voor het betere drinkwater
Johann Jacob Schweppe (Witzenhausen, Hessen, 1740 – Bouchet, bij Genève, november 1821)
Johann Jacob Schweppe werd in 1740 in de buurt van het Duitse Kassel geboren. Zijn ouders vonden hem te zwak voor het boerenwerk en gaven het tengere mannetje op zijn elfde mee aan een rondreizende ketellapper.
Die stond ervan versteld hoe snel de jongen het repareren van ketels en pannen onder de knie had. Hij bracht hem na een paar maanden weer naar huis en zei dat hij het zonde vond de kleine Johann onder zijn niveau te laten werken.
Hij gaf zijn ouders de raad hem bij een zilversmid in de leer te laten gaan. Zo kwam de kleine Schweppe bij een juweelzetter terecht en nog voor z’n 25ste was hij als zelfstandig juwelier in het Zwitserse Genève gevestigd.
Uitgerekend Genève, het Europese centrum voor het vervaardigen van horloges, juwelen en precisie-instrumenten. In 1777 werd hij er als ‘maître-bijoutier’ geregistreerd. Zijn chef d’œuvre was een reiskistje dat de gildevoorzitters prezen om zijn uitzonderlijke kwaliteit.
Terwijl hij met de verkoop van edelstenen en dure snuisterijen goed zijn brood verdiende, vermaakte hij zich in zijn vrije tijd met wetenschappelijke studies en experimenten waarover hij in de vakbladen van die dagen kon lezen. Hij was snel op de hoogte van de ontdekking van koolzuur, in 1772, door de beroemde Britse fysicus Joseph Priestley. Het was ook Priestley die vaststelde dat koolzuur oplosbaar was in water en dat dit op de drank een verfrissend effect had. Hij suggereerde dat met behulp van een compressiepomp de kwaliteit van mineraalwater aan gewoon water kon worden toegevoegd. Maar Priestley hield zich niet bezig met de uitvoering van zijn ideeën.
Jarenlang sleutelde Schweppe in zijn tuinschuurtje aan een pomp die het gewenste resultaat gaf. Zijn ‘verbeterde’ water gaf hij aan plaatselijke dokters, die het gratis aan arme patiënten verstrekten. Weldra bereikte hij de gewenste kwaliteit.
De vraag naar Schweppes water nam toe, ook van de kant van kapitaalkrachtige mensen die er wel voor wilden betalen.
Vanaf 1783 ontwikkelde de Geneefse juwelier zich geruisloos tot stichter van de frisdrankindustrie. Samen met twee vennoten zette hij een kleine firma op. De drie mannen slaagden erin een hele reeks bestaande bronwaters zoals Seltzer en Spa na te bootsen.
Ze werkten alleen op basis van gedistilleerd water, zodat hun producten ook in medische kring de aandacht trokken.
In 1791 trok Schweppe, 51 jaar oud, naar Londen om er een nieuw fabriekje te vestigen. Vrouw en dochter liet hij in Genève achter. Zijn mineraalwater, in talloze varianten en met uiteenlopend koolzuurgehalte, raakte bekend.
Hij vond steun bij een aantal grote geleerden zoals Erasmus Darwin – de grootvader van Charles –, Josiah Wedgwood, de vermaarde pottenbakker, en Matthew Boulton, de fabrikant van Watts stoommachines. Boulton zou zijn hele leven rechtstreeks mineraalwater van Schweppe betrekken.
Dertien jaar na zijn aankomst in Londen deed hij zijn bloeiend bedrijfje van de hand om zijn oude dag in een buitenwijk van Genève te slijten. De hele buurt wist later te vertellen dat hij er fantastische perziken kweekte. Maar ook de juwelier en instrumentenmaker in Schweppe leefde nog.
Dus bouwde hij een planetarium. Meer dan één zelfs. Of, zoals een buurman schreef: ‘In twaalf maanden tijd heeft hij een volledig nieuw exemplaar vervaardigd waarvan de mechanische geluiden hem niet meer op de zenuwen werken.’ Hij overleed in 1821 op tachtigjarige leeftijd.
De ‘indian tonic’, het bekendste Schweppes-product, dateert van vijftig jaar na de dood van de stichter. Britse officieren in India gebruikten kinine tegen koorts en verdreven de bittere smaak ervan met citroenen en limoenen. En uiteraard gin.