De bedenker zelf vond het alleen maar een ‘aardig idee’
Ray Tomlinson (1941, New York)
Het duurde even voor de Verenigde Staten einde 1957/ begin 1958 de spoetnikschok hadden verwerkt. Kort na elkaar stuurde de Sovjet-Unie de satellieten Spoetnik 1 (4 oktober 1957), Spoetnik 2 (met de hond Laika, 3 november 1957) en Spoetnik 3 (15 mei 1957) de ruimte in.
De Sovjets demonstreerden daarmee, midden in de Koude Oorlog, hun technologische superioriteit.
De Verenigde Staten verhoogden op allerlei manieren hun inspanningen om het militaire onderzoek te stimuleren. Een van de initiatieven was de oprichting in 1962 van een nieuwe onderzoeksorganisatie met de naam Advanced Research Project Agency, beter bekend als ARPA.
Haar opdracht was om alle nieuwe ideeën en projecten van universiteiten en overheidsinstellingen te coördineren en met fondsen van Landsverdediging financieel te ondersteunen.
Voor de militairen was het overduidelijk dat de nog jonge computertechnologie in dat geheel een grote rol zou spelen en ze richtten daarom de onderafdeling Information Processing Technique Office (IPTO) op.
Het kwam onder leiding van professor Joseph Licklider die de oervorm van een computernetwerk ontwierp, in een stervorm. Het probleem was alleen dat als een van de computers uitviel, het hele netwerk platlag.
Op voorstel van ingenieur Paul Baran was het netwerk als een spinnenweb opgebouwd, zodat zender en ontvanger via vele wegen met elkaar verbonden waren, minder kwetsbaar werden.
Het was ook Baran die de packet switching bedacht: elk bericht wordt in pakketjes verdeeld en via een andere weg naar zijn bestemming gestuurd. Op de plaats van aankomst worden ze weer samengevoegd.
Op die manier kon ‘de vijand’ de informatie niet onderscheppen. En ging er al eens een pakketje verloren, dan hoefde alleen dat pakketje opnieuw te worden verzonden.
Zo ontstond in 1969 – 25 jaar voor dat de gewone burger van internet gebruik kon maken – ARPANET: een soort internet voor de Amerikaanse militaire overheid en de wetenschappelijke wereld. De uitwerking van het systeem was door Defensie uitbesteed aan de firma Bolt, Beranek en Newman, BNN.
Het begon met vier instituten in Californië en eentje in Utah. Snel sloten andere zich aan. In december 1971 waren dat 23 computers op 15 locaties.
Het bemannen van één monstercomputer gaf eind van de jaren zestig in de Verenigde Staten genoeg werk voor een heel team technici in ploegendienst; ze lieten voor elkaar boodschappen achter met een klein programma dat SNDMSG heette. De man die er alles vanaf wist heette Ray Tomlinson.
Hij werkte op de kantoren van BNN in Cambridge, Massachusetts. BNN had van het ministerie van Defensie de opdracht de computers van universiteiten en militaire onderzoekcentra op elkaar aan te sluiten.
SNDMSG was een soort brievenbus maar kon alleen gebruikt worden door personen die op een en dezelfde computer werkten. Tomlinson maakte ook gebruik van CPYNET, een programma waarmee bestanden van de ene computer naar de andere konden worden getransfereerd.
Op zekere dag, in oktober 1971, kreeg hij naar eigen zeggen ‘het aardige idee’ om de twee te combineren. Hij schreef een nieuw programmaatje (200 regels lang – alles samen 6 uur werk) met ‘de brievenbus op de rug van het bestandenpakketje’.
Zijn eerste bericht stuurde hij van de ene computer naar de andere op zijn kantoor – de twee stonden pal naast elkaar. Volgens de legende bestond het eerste bericht uit de letters van de bovenste rij van zijn klavier: QWERTYUIOP. Tomlinson zei vele jaren later dat hij het stomweg niet meer wist.
Maar dat het wel een of ander testbericht moest geweest zijn, misschien wel QWERTYUIOP dus. Of misschien ‘Test 1-2-3’. De tweede e-mail diende alleen maar om het bestaan van zichzelf wereldkundig te maken. Heel onspectaculair allemaal.
Tomlinson zocht naar een manier om twee soorten berichten te onderscheiden: die gericht aan personen die dezelfde computer gebruikten, en die vertrokken naar personen elders op het toenmalige net, een voorloper van internet. Hij kon kiezen tussen twaalf leestekentoetsen.
Ze waren in een adres allemaal verwarrend, behalve het meest exotische, namelijk het @-teken. Wat in het Engels betekent ‘at’, ‘ter waarde van’, zoals in een zinnetje als ‘7 apples @ 5 cents makes 35 cents’. Een teken dat alleen op facturen in de boekhouding werd gebruikt.
Hij zette het teken netjes tussen de inlognaam van de gebruiker en de naam van diens computer. Voor het bedenken van het @-teken had Tomlinson ongeveer een halve minuut nodig.
De toen dertigjarige computeringenieur uit Vail Mills, New York was in 1965 afgestudeerd aan het fameuze MIT. Vanaf 1967 kon hij aan het werk bij BNN.
Zijn hele loopbaan – 40 jaar bij BNN – is hij de bescheiden ingenieur gebleven, die op de verjaardag van het ontstaan van e-mail door de opgewonden media even vanachter zijn bureau wordt gesleurd. En bij die gelegenheid telkens onderstreept dat het allemaal niets voorstelde.
Had hij visie gehad? Neen. Heeft e-mail zijn leven veranderd? Neen. Heeft e-mail het leven van de moderne mens veranderd? ‘Hm, dat zal de toekomst uitwijzen. Time will tell.’ Tomlinson over zijn uitvinding interviewen lijkt op het nemen van een koude douche.
Niettemin kreeg hij vanaf 2000 – van juryleden die hem niet wilden geloven – de ene onderscheiding na de andere uitgereikt.
In 2000 bijvoorbeeld een Computer Pioneer Award samen met niemand minder dan Steve Wozniak (medestichter van Apple) en Tim BernersLee (medeoprichter van het world wide web).
Gevraagd naar wat er in zijn leven centraal staat, zegt hij: ‘Niets overheerst. Ik speel wat met computers, maak een beetje muziek en speel wat golf. En ik lees alles wat ik in handen kan krijgen, van biologie tot archeologie. Hoewel ik niets zie waaraan ik zelf wil werken.
Biologische computers vind ik intrigerend. En kwantumcomputers, ja, die ook.’ En bij zo’n gelegenheid wil hij ook wel weemoedig bekennen: ‘Ik mis de anarchie van die vroege dagen.’
Door het grote succes en de talloze aansluitingen verloor ARPANET in de jaren tachtig zijn militaire functie; voortaan had defensie voor praktische doeleinden een eigen netwerk. ARPANET hield in 1988 op te bestaan.
In 1991 ontwikkelden twee mannen voor het Cern in Genève het World Wide Web voor wetenschappers, dat ze in 1995 cadeau gaven aan de wereld. Tomlinsons e-mail was toen al 24 jaar oud.
(Zie ook: computer, computermuis, personal computer, world wide web)