Scanner ontwikkeld met het succes van de Beatles
Sir Godfrey Hounsfield (Sutton-on-Trent, 28 augustus 1919 – Kingston-upon-Thames, 12 augustus 2004)
Weinig oude kranten zijn zo interessant als de Britse. Ze bevatten dagelijks een of meer pagina’s met de vermaarde obits, een afkorting van obituaries of in memoriams. De obligate necrologieën van zangers, acteurs, schrijvers, politic en atleten maken er maar een klein deel van uit.
Wiskundigen, ornithologen, boekhandelaars, hoteliers, priesters, technici, ingenieurs… het maakt niet uit, als ze in hun vak maar een beetje bijzonder zijn geweest, krijgen ze een ruim bemeten plaats.
In een lezersreactie op de necrologie van Sir Godfrey Hounsfield in The Independent schrijft een zekere Heather Rowe: ‘We zaten samen in een wandelclub die in de jaren zestig lange trektochten maakte op het platteland, de wandelingen waarbij hij volgens uw verhaal zijn beste invallen kreeg.
Ik vond hem vaak wel een beetje afwezig en vaag; hij zei nooit watover zijn werk.
Hij was het soort man dat met zijn oude auto bij het naderen van een wad met het bordje “overstromingsgevaar” vrolijk doorreed. De motor wilde het dan weleens begeven. Ik zie hem nog met een elastiek in de hand door het water stappen om onder de motorkap te rommelen, en daar gingen we weer.
Hij was altijd minzaam en vriendelijk. We stonden allemaal versteld toen we hoorden wat hij had gepresteerd.’
Hounsfield werd in 1919 als jongste van vijf kinderen op een afgelegen boerderij in Nottinghamshire geboren. Hij studeerde niet al te best, maar stoeide met alle machines die op de boerderij te vinden waren, dorsmachines, maaibinders en generatoren. Toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak meldde hij zich als vrijwilliger-reservist bij de Royal Air Force om een opleiding als radiomecanicien te volgen. Hij deed zijn werk zo uitstekend dat een hoge militair na de oorlog voor hem een studiebeurs voor een hogere technische school regelde. Zo kwam hij in 1951, 32 jaar oud, als elektrisch ingenieur bij de platenfirma EMI terecht. EMI staat voor Electric Musical Industries. Hij werkte er eerst aan radarinstrumenten en geleide wapens, naderhand aan de eerste compleet met transistors gestuurde computers. Toen EMI in 1962 de computerafdeling van de hand deed, vond hij werk in het centraal laboratorium.
Door het succes van de Beatles en de opbrengt van hun platen bulkte EMI korte tijd later van het geld. Hounsfield mocht zijn gang gaan.
Op een van zijn trektochten kwam hij op het idee een CTof CAT-scanner (computerized axial tomography) te ontwikkelen, een machine die het lichaam met röntgenstralen vanuit alle richtingen bombardeert waarna een computer de resultaten ordent en beelden van dwarsdoorsneden van het lichaam oplevert.
Met conventionele radiografie kon je bijvoorbeeld kwalen in de hersenen of de nieren nauwelijks zien; tumoren waren op de traditionele manier bijna niet van het gezonde weefsel te onderscheiden.
Hounsfield voerde in 1968 zijn eerste experimenten uit met de hersenen van een zwijn. Het proces nam negen dagen in beslag en de computer had tweeënhalf uur nodig om de 28.000 metingen in kaart te brengen.
Hij testte het toestel eerst nog op zijn eigen hersenen, vóór in oktober 1971 in een ziekenhuis in Wimbledon een vrouw met een hersengezwel als eerste werd gescand. EMI maakte het bestaan van het revolutionaire toestel in april 1972 wereldkundig.
Scannen kon toen al in vier minuten tijd, voor het computerbeeld waren nog maar drie seconden nodig.
Het toestel ziet er vandaag uit als een ronde buis waar het lichaam van de patiënt snel doorheen wordt geschoven. Het hele onderzoek duurt geen minuut. De buis zit vol detectoren die in staat zijn elk plekje van het lichaam in beelden te vatten en driedimensionaal te tonen.
In de voorbije tien jaar is deze techniek spectaculair geëvolueerd.
De schuchtere Hounsfield werd onder de eerbetuigingen bedolven. In 1975 werd hij lid van de Royal Society, zeer ongewoon voor iemand zonder middelbaar diploma. Een ander hoogtepunt was de Nobelprijs voor Geneeskunde in 1979. Hij verklaarde toen nog maar net een vaste woonplaats te hebben gevonden.
Hij overleed in de zomer van 2004, 84 jaar oud. Buiten Groot-Brittannië werd aan zijn overlijden geen aandacht besteed.