Een uitvinder die door toedoen van de nazi’s bijna in de nevelen der tijden was verdwenen
Julius Fromm (Konin, Rusland, 4 maart 1883 – Londen, 12 mei 1945)
Hoe een jongeman uit een deel van Polen dat de tsaar zich had toegeëigend, naar Berlijn trok, er jarenlang sigaretten rolde en ze in cafés ’s avonds zelf verkocht, verantwoordelijk werd voor vijf kleine zussen en broers, via avondles chemie studeerde en op het idee kwam van het onbetrouwbare condoom een modern product te maken en hoe hij razendsnel met ongeveer duizend werknemers voor heel Europa meer dan 25 miljoen vliesdunne en vooral naadloze condooms per jaar produceerde, hoe hij steenrijk werd en hoe de nazi’s hem dwongen Duitsland te verlaten en uitgerekend nazi-generaal Hermann Göring zijn fabrieken overnam, en hoe de Sovjets na de Tweede Wereldoorlog zijn bedrijf voor de tweede keer onteigenden, hoewel hij dat niet meer meemaakte omdat hij drie dagen na de nazi-capitulatie uit vreugde om zijn terugkeer naar Berlijn in zijn huis in Londen dood neerzeeg.
8 mei 1945: Victory Day in Londen. Honderdduizenden komen op straat. Trafalgar Square ziet zwart van het volk. Een Duitse industrieel die in 1938 onder dwang zijn bedrijf voor een peulenschil moest verkopen en vervolgens in Londen is neergestreken, viert mee.
Omdat nazi-Duitsland is verslagen, zeer zeker, maar ook omdat hij de plannen die hij zeven jaar lang heeft gesmeed, eindelijk kan verwezenlijken. Omdat hij zijn platgebombardeerde fabriek in Berlijn weer kan opbouwen en in een andere fabriek de productie kan hervatten.
Hij is 62, veel is nog mogelijk. Drie dagen later stapt hij ’s ochtends uit bed, trekt de gordijnen open en zakt in elkaar. Een te hulp geroepen arts kan alleen zijn overlijden vaststellen. ‘Zijn hart kon de opwinding, vooral de vreugde om de terugkeer, niet aan’, getuigde zijn zoon Edgar.
Zo verdween de uitvinder van het moderne condoom, het vliesdunne, naadloze preservatief, een artikel van gewaarborgde kwaliteit met een achternaam als merknaam, in de nevelen der tijden.
Tot die dag begin 1995 dat de bekende Duitse journalist Michael Sontheimer een innemende oudere heer met de naam Edgar Fromm in een talkshow op televisie hoorde praten over zijn vader Julius, die in het Duitsland van de jaren twintig van het condoom een succesvol voorbehoedmiddel had gemaakt.
Toen ging hem een licht op: een ‘Fromms’, twee ‘Frommsen’ of een ‘Frommser’ was nog tot in de jaren zestig een soortnaam voor condooms. Dat daarachter de Duits-Joodse industrieel Julius Fromm schuilging, die in 1938 vanuit Berlijn de wijk naar Londen had genomen, dat was nieuw.
Hij zocht zoon Edgar ‘Eddie’ Fromm in Londen op en schreef een verhaal voor het weekblad Der Spiegel.
Een uitgebreid artikel dat begon met de opmerkelijke zin: ‘Ik ben met het condoom opgegroeid en ik zal met het condoom sterven.’ In 2007 publiceerde Sontheimer samen met de journalist Götz Aly een boek over de man. Sindsdien behoort Julius Fromm weer bij het bekende deel van de geschiedenis.
Hoewel zijn privénalatenschap en zijn bedrijfsarchief in de troebelen van de oorlog verloren zijn gegaan. Twee testamenten en vijf brieven is alles wat van zijn hand is overgebleven. Bovenop de reclameteksten weliswaar, want in de promotie van zijn taboeproduct was Fromm een waar genie.
Julius Fromm werd als Israel From op 4 maart 1883 geboren in Konin, honderdtwintig kilometer ten oosten van Poznan, een gebied dat toen tot het rijk van de Russische tsaar behoorde.
Het Poolse Konin, dat vandaag tachtigduizend inwoners telt, was toen een vlek met vijfduizend mensen, van wie tweeduizend Joods van origine. Deze Joden waren in de middeleeuwen vanuit Frankrijk, het Rijnland en Bohemen voor vervolgingen naar het oosten gevlucht.
Konin behoorde tot de twaalf Poolse gemeenten waar ze zich mochten vestigen. De vader van Julius heette Baruch, zijn moeder Sara. Hij had een oudere broer, maar na hem werden nog Moszeik, Helene, Siegmund, Esther, Sander en Bernhard geboren.
De Joden van Konin waren straatarm en onder de tsaar mochten ze ook in de toekomst niets anders verwachten. In 1893 vertrok Baruch met zijn gezin richting Berlijn, de spectaculair groeiende hoofdstad van het jonge Duitsland.
In Berlijn kwamen ze terecht in het ‘Scheunenviertel’, het ‘Schurenkwartier’, de armste wijk van de stad, waar de Berlijnse onderwereld, criminelen, hoeren, dronkaards, maar ook haveloze intellectuelen en Oost-Europese Joden een onderkomen vonden.
Baruch veranderde zijn naam in Bernhard, zijn vrouw Sara werd Regina. Szalam, de oudste zoon, heette voortaan Salomon. Voor Israel leek Julius wel een gepaste naam. Esther werd Else. Mosziek werd Max.
Vader Fromm vond werk als sigarettenverkoper, in een tijd dat die nog niet industrieel werden vervaardigd.
In een adresboek van die jaren staat hij eerst als sigarettenhandelaar vermeld, later als sigarettenfabrikant. ‘Fabrikant’ betekende dat vrouw en kinderen tot in het holst van de nacht (twee uur) sigaretten rolden. Berlijn telde in die tijd 21 fabriekjes en 700
‘familiebedrijven’. Wie opgroeiende kinderen had en handig was, kon tot drieduizend sigaretten per dag produceren.
Vader Fromm overleed in 1898, nauwelijks 42 jaar oud. Julius was toen 15. En Regina was hoogzwanger van haar achtste kind, haar zesde zoon, die ze naar zijn vader Bernhard noemde.
Omdat zijn oudere broer Salomon naar Londen was vertrokken, moest de vijftienjarige Julius voor zijn moeder en zes kinderen zorgen. Van 1899 tot 1907 was dat met sigarettenhandel. Terwijl hij in een echt fabriekje werkte, liep thuis de ‘Heimarbeit’ verder.
Julius Fromm trouwde in 1907 en noemde het kind dat korte tijd later ter wereld kwam Max.
Maar nog geen vier jaar later overleed ook zijn moeder Regina. ‘Eeuwig sigaretten stoppen was hem niet genoeg’, herinnerde zijn zoon Edgar zich later, ‘dus begon hij vanaf 1912 in avondcursussen chemie te studeren, vooral rubberchemie. Zo kwam hij bij de condooms terecht.’
Nauwelijks twee jaar later stichtte Julius/Israel het eenmansbedrijf ‘Israel Fromm, Fabrikationsund Verkaufsgeschäft für Parfümerien und Gummiwaren’. Hij had een telefoonnummer, een bankrekeningnummer en een telegramadres.
En hij sprak meteen al van rubberartikelen die ‘naadloos’ waren, een nieuwigheid.
Hoewel Charles Goodyear vanaf 1839 de caoutchouc met zwavel had gevulkaniseerd, bleef rubber tot in de twintigste eeuw een ruw materiaal. Vroege rubber condooms waren duidelijk verwant met een fietsband en hadden een dikke naad.
Omdat het product tot een parallelle wereld behoorde, waren zowel de oorsprong als de kwaliteit duister.
De definitie van een condoom die Marquise de Sévigné (1626-1696) gaf in een brief aan haar dochter: ‘C’est une cuirasse contre le plaisir, une toile d’araignée contre le danger’, (een harnas tegen het genot en een spinnenweb tegen het gevaar) gold ook meer dan driehonderd jaar later, zowel in Europa als in de Verenigde Staten.
Edgar Fromm: ‘Kort voor de Eerste Wereldoorlog probeerde mijn vader van een onwaarschijnlijk, meestal gebrekkig product een serieus merkartikel te maken. Dat moest zowel dienen als bescherming tegen de hevig woedende geslachtsziekten, als voor gezinsplanning.
Daarin is hij bijzonder goed geslaagd. Hij beschikte nu eenmaal over een enorm commercieel talent.’
Naarmate het succes toenam, verbeterde ook het adres van Fromms vestigingen. Van 1916, midden in de Eerste Wereldoorlog, dateert de officiële firmaen merknaam ‘Fromms Act’. Niemand heeft ooit geweten wat hij met Act precies bedoelde.
Het klonk hoe dan ook Engels, het kon ‘daad’ betekenen maar ook ‘een naakt’ (Ein Akt), of gewoon de afkorting zijn van Aktiengesellschaft (aandelenvennootschap). Hoe dan ook klonk het interessant.
Fromm stopte drie preservatieven in één doosje, gestreept in zijn lievelingskleuren groen en violet, en vroeg er 72 pfennig voor, wat niet goedkoop was, maar goedkoper dan de concurrentie. Hij perfectioneerde het productieprocedé en betaalde volgens stukloon.
Hij verdiende goed geld.
Het procedé was in principe dat van vandaag: hij dompelde glazen kolven in een bad met caoutchouc die met benzine, benzol en tetrachloorkoolstof vloeibaar was gemaakt. Na twee onderdompelingen legde zich een rubber vlies over de kolven. Dan werd aan de open zijde een randje geborsteld.
Vervolgens werden de condooms in speciale ovens heissvulkanisiert. Temperatuur en duur speelde een grote rol om de condooms vast en toch elastisch te maken – en om ze te kunnen opslaan. Volgens Fromm zelf, in zijn advertenties, vergde dat zeer gespecialiseerd Arbeitspersonal.
Daarna werd het condoom met een glijmiddel ‘bestoft’ om een zijdeachtig oppervlak te verkrijgen en vervolgens van de kolven afgerold, getest en verpakt. Controleurs kregen een premie per ondeugde lijk exemplaar dat ze vonden.
Op dezelfde manier vervaardigde hij vingerhulzen voor operaties, rubber handschoenen, spenen en fopspenen.
Al in 1919 kon Fromm in Zehlendorf, een betere wijk in het zuidwesten van Berlijn, voor zijn gezin met drie zonen een ruime villa kopen. Hij was ook de eerste man in Berlijn die met een reusachtige Cadillac rondreed.
Twee miljoen Duitse soldaten keerden met een geslachtsziekte uit de Groote Oorlog terug. Ook het Brits-Franse bezettingsleger kampte met syfilis. Het Amerikaanse leger telde in 1919 niet minder dan 400.000 syfilispatiënten. Een Amerikaans record.
Fromm kon voor zijn condooms alleen in die zin adverteren: ‘Beschermend tegen ziekten.’ Reclame voor een voorbehoedmiddel gold als aansporing tot ontucht en daar stond een gevangenisstraf op.
Berlijn kende zijn eigen roaring twenties en kopieerde Parijs. De seksuele moraal verschraalde.
Otto Friedrich in zijn studie Vóór de zondvloed: ‘Berlijnse nachtclubs waren de meest zedeloze van Europa; de gelaarsde prostituees die met hun paraplu’s zwaaiden waren wel de merkwaardigste.’ Zolang je broekje aan de kroonluchter hangt, weet ik dat je van me houdt, was volgens Friedrich een bekend liedje.
Friedrich: ‘Toch was Berlijn in de jaren twintig anders dan welke stad ook ter wereld, niet alleen omdat het was wat het was, maar ook vanwege het noodlot dat om de hoek loerde.’ Een gedoemde stad. Babylon.
De geschiedenis van de Weimarrepubliek (1918-1933) is er een van opstanden, regeringscrisissen, couppogingen, rellen en politieke moorden. Vanaf 1924 heerste een relatieve welvaart, maar de wereldcrisis van 1929 wakkerde de tegenstelling tussen extreem links en extreem rechts opnieuw aan.
Communisten en socialisten bevochten elkaar op straat en stilaan groeide de macht van de nationaalsocialistische NSDAP.
Onzekere tijden, crisistijden en een vrijere seksuele moraal waren allemaal gunstig voor Fromms ‘rubberwaren’. Vrouwen zetten de ‘Frommser’ in om hun aantal kinderen niet meer door de natuur te laten bepalen. Tegelijk heerste preutsheid.
In elke pakje Fromms Act zat decennialang een papiertje dat door de klant bij de drogist of in de apotheek zonder woorden over de toonbank kon worden geschoven. Daarop stond gedrukt: ‘Wilt u me alstublieft discreet 3 stuks Fromms-gummi’s geven.’
Een meesterzet van de uitvinder.
Het zou nog tot 1932 duren voor Fromm in een vakblad van drogisten zijn producten openlijk kon aanbevelen: omdat ze echt transparant waren, de dikte over het hele oppervlak gelijk was, omdat ze dubbel gecontroleerd waren, geen onaangename, ‘illusiestorende’ geur hadden en ze vanwege hun ‘zijdezachte fijnheid niet als een vreemd lichaam (Fremdkörper)’ werden ervaren.
Aanbevelingen waaruit de gangbare euvels kunnen worden afgeleid.
In 1920 had Fromm twaalf personen in dienst. Dat jaar ook verwierf hij na enig aandringen het Duitse staatsburgerschap. In 1922 bouwde hij in Friedrichshagen, het uiterste oosten van Berlijn, zijn eerste fabriek. In 1926 produceerde hij hier al 24 miljoen
preservatieven op jaarbasis. In 1928 had hij handelskantoren in heel Europa, van Constantinopel tot Londen, in Antwerpen en Den Haag, maar ook in Reykjavik en Auckland. Van 1928 dateren de eerste omstreden automaten: een culturele revolutie die niet
lang zou duren. Voor christenen werkte de automaat zedeloosheid in de hand, voor de nazi’s bedreigde de al te makkelijk verspreiding van het condoom de bevolkingsaanwas, dat was niet de bedoeling. De Volkskraft moest gevrijwaard worden.
Fromm maakte ook reclame met het advies: ‘Verlangen Sie die guten Gummischwämme!’ (Vraag naar de goede rubber sponzen!). In de juiste winkels kreeg je met dat verzoek wel Julius Fromm met zijn drie zonen in Berlijn degelijk Fromms Act-preservatieven toegeschoven.
Julius Fromm was in 1929 kapitaalkrachtig genoeg om de Bauhausarchitecten Arthur Korn en Siegfried Weitzmann in Köpenick, in het zuidoosten van Berlijn, een hypermoderne fabriek te laten ontwerpen.
Compleet van staal en glas, met de modernste voorzieningen, een van de origineelste gebouwen van Berlijn. Productie in 1931: 50 miljoen condooms. Marktaandeel in Duitsland: 90 procent. De wereldcrisis ging compleet aan Fromm voorbij.
In een overheidsrapport van 1934 staat dat Fromm zijn werknemers über Tarif betaalde, dat alle ateliers onberispelijk waren, met goede verluchting, voorzien van verwarming in de winter en luchtkoeling in de zomer. Ook kregen alle werknemers goedkope middagmalen van ‘soep, vlees en compote’.
Zuiver Duits ‘Edelprodukt’
Eind januari 1933 kwam Hitler aan de macht. Fromms twee directeuren waren allebei lid van de NSDAP. En een Fromms Act condoom was een zuiver Duits Edelprodukt, aldus de advertenties. Niets aan de hand? ‘Hitlers komen en gaan’, meende Julius.
Nauwelijks enkele dagen later – nog voor de grote boekverbranding van 10 mei – kreeg hij een tip van een vriend bij de politie dat zijn oudste zoon Max op de zwarte lijst stond en ’s anderendaags zou worden opgepakt.
Julius Fromm gold als een autoritaire maar liberale man.
Toen zijn zoon Max hem vertelde dat hij naar de theaterschool van de beroemde regisseur Max Reinhardt wilde, zei hij aanvankelijk: ‘Die studie zal ik niet betalen.’ Max Reinhardt bedacht dat de gedreven Max ook gratis aan zijn instituut kon studeren.
En Julius zei: ‘Oké dan, maar zie dat je een zeer goede acteur wordt.’ In 1933 was Max 26. Hij had samengewerkt met iedereen die naam en faam had, maar hij had ook in de cabarets antinazistische teksten gedebiteerd. Hoog tijd dat hij verdween.
Even later stuurde Fromm zijn tweede zoon Herbert naar Londen – zijn beste exportland – om er een condoomfabriekje op te zetten. De derde zoon Edgar kon terecht in een Zwitsers internaat.
Het waren de intellectuelen en kunstenaars die zich in die eerste nazi-jaren onder druk van Goebbels het snelst uit de voeten moesten maken. Joodse industriëlen bleven in deze periode nog relatief ongehavend.
Hoewel. Een van de weinige bewaarde brieven van Julius Fromm is gericht aan de Berlijnse politiepresident. Hij betuigt daarin zijn grote loyauteit tegenover de Duitse staat. De brief dateert van 4 januari 1934. Hij wist toen al duidelijk hoe laat het was.
Niettemin mocht hij nog met officiële goedkeuring zijn condooms slijten bij de buitenlandse gasten van de Olympische Spelen van 1936. Datzelfde jaar diende hij bij het patentbureau in Bern nog een verbetering in van de glijkwaliteit van zijn condooms.
Hij betaalde voor een patent in dertig landen.
Uiteindelijk bespoedigden zijn talrijke advertenties zijn neergang. Op zekere dag las een journalist van het invloedrijke, antisemitische blad Der Stürmer bij de kapper uitgerekend in een kappersblad een toespraak van Rudolf Hess.
Maar die pagina bleek ‘verlucht’ te zijn met advertenties voor Fromms Act. Der Stürmer ging wild te keer tegen de ‘Judenfirma Fromms Gummiwaren’. ‘Ten laatste toen’, aldus zoon Edgar, ‘wist hij met zekerheid dat hij Duitsland moest verlaten.’
Gedwongen verkoop
Fromm zocht en vond zelf kopers voor zijn twee florissante bedrijven met bijna duizend werknemers, maar het ministerie van Economie wees ze van de hand.
De nazi’s dwongen hem ze voor een fractie van de waarde te verkopen aan barones Elisabeth von EpensteinMauternburg, een peettante, ‘Tante Lilly’, van Hermann Göring, de oppermachtige rijksmaarschalk – iemand die op den duur 28 titels had. Göring kreeg van haar twee kastelen in ruil.
Het ‘dwangcontract’ dateert van 21 juli 1938. Fromm kreeg 116.000 mark voor een bedrijf dat op 2 miljoen mark werd geschat. Kennelijk bleef Fromm nog onderhandelen over de hoeveelheid deviezen die hij mocht meenemen voor de vestiging van een nieuwe fabriek in Londen.
Hij en zijn vrouw kregen op 30 september ook documenten om het land te verlaten. En dat maakte de Britten dan weer achterdochtig. Was Fromm een spion?
De Fromms streken in oktober 1938 in Londen neer in het Hotel Esplanade, gerund door Oostenrijkse migranten, waar in juni ook Sigmund Freud was gepasseerd. Uitgerekend Freud, de fanatiekste condoombestrijder van die tijd. Eerst huurden de Fromms een deftige woning in de buurt van Regent’s Park.
Maar om financiële redenen moesten ze later naar een kleinere woning verhuizen. Van daaruit plande Julius Fromm zijn terugkeer. In februari 1945 schreef hij aan zijn zoon Max in het bevrijde Parijs: ‘Zodra de oorlog voorbij is, begin ik opnieuw.’
Immer Voran!
Tijdens de oorlog werden de condooms in Berlijn vervaardigd door dwangarbeiders, onder wie familieleden van Fromm. Een bombardement veegde zijn chique Bauhausfabriek compleet van de kaart.
De andere fabriek, in Friedrichshagen, bleef overeind en werd door de DDR-overheid na de oorlog onteigend: het was nazibezit dat tevoren nog eigendom van een Joodse kapitalistische uitbuiter was geweest. Deze laatste coup moest Julius Fromm niet meer meemaken.
Enkele dagen na de bevrijdingsfeesten overleed hij aan hartaanval.
De Britse militaire overheid had na de oorlog dringend behoefte aan een condoomfabriek. Ze vond in Zeven bij Bremen een rubberfabrikant en die ontdekte nog een productiechef van een van Fromms fabrieken. Die zocht Fromms zonen in Londen op om over het gebruik van de merknaam Fromm te onderhandelen.
Maar toen bleek dat een Oostenrijkse erfgenaam van Görings ‘Tante Lilly’ de eigenaar was. De broers Fromm moesten voor hun eigen naam meer dan 170.000 dure naoorlogse marken neertellen. Pas toen konden ze met de firma in Zeven een licentieovereenkomst afsluiten.
Eind 1948 konden de werknemers van Zeven van start gaan. Zo kwam het dat de merknaam Fromms Act ook na de Tweede Wereldoorlog in Duitsland bleef bestaan en opnieuw populair werd. Het bedrijf heet vandaag MAPA en maakt deel uit van het Franse energieconcern Total.
Met de Fromms heeft het bedrijf nog 12 procent van de Duitse markt; het best verkopende merk is vandaag Billy Boy, van dezelfde firma, vervaardigd – naar euronorm 600 – volgens hetzelfde procedé. De 28 MAPA-werknemers produceren jaarlijks in drie ploegdiensten 80 miljoen stuks.
Op de zeven of acht foto’s die van Fromm zijn bewaard gebleven ziet hij er altijd ernstig en geconcentreerd uit. Vlijt zag hij als de sleutel van zijn succes. ‘Immer Voran!’ (Altijd voorwaarts!) was zijn lijfspreuk.
Na de maaltijd ’s middags nam hij in zijn kantoor altijd twintig minuten rust. Toen hij het moderne condoom tijdens de Eerste Wereldoorlog op de markt bracht, was hij met het juiste product op de juiste plaats op het juiste tijdstip.
Twintig jaar later was alles fout. ‘Een zachte patriarch’, noemden zijn kinderen hem na zijn dood, streng maar ruimdenkend. ‘Met sufferds had hij wel geen geduld’, zegt Ray, een van zijn drie kleinzonen die vandaag nog in leven zijn. En: ‘Hij had wel iets Pruisisch.
Als de soep om 12.00 uur werd opgediend, moest je er wel om 12.00 uur zijn.’ Zoon Edgar was wat blij dat Sontheimer in Der Spiegel over zijn vader een artikel schreef.
Sontheimer vond niet zo veel materiaal meer terug: ‘Uit de som van de fragmenten ontstond een silhouet’, schrijft hij, ‘ein Schattenriss, to put him back on the map.’