De twee stille wevers van een web zonder spin
Tim Berners-Lee (Londen, 8 juni 1955)
Robert Cailliau (Tongeren, 26 januari 1947)
Op een dag in mei 1990 zaten twee mannen op een terrasje van hun instituut in Genève een pilsje te drinken. De een was een Brit, Tim Berners-Lee; de ander een Belg, een Vlaming met de Frans klinkende naam Robert Cailliau.
Ze werkten allebei op het Cern, het Europese centrum voor deeltjesfysica aan de Frans-Zwitserse grens. Los van elkaar hadden ze een nieuw soort databank bedacht. De Brit had de bank van meet af aan heel ruim gezien en de Belg had hem zijn volledige steun gegeven.
Nu waren ze helemaal klaar om van start te gaan met een wereldwijde databank die via het internet voor iedereen op deze wereld toegankelijk zou zijn. Weinig mensen begrepen wat ze bedoelden, en wie het begreep vond het maar onzin. Hoe dan ook moesten ze nog een naam voor hun uitvinding bedenken.
Eerst dachten ze aan ‘Mine of Information’, afgekort MOI, ‘mij’, ‘ik’ in het Frans. Dat vonden ze een beetje te pretentieus. Als goede wetenschappers waren ze daar te bescheiden voor. The Information Mine, afgekort met TIM?
Maar dat was ook de voornaam van Berners-Lee, en ze waren nu eenmaal met z’n tweeën. Het systeem ging wereldwijd zijn – world wide – een soort van web. Na nog een paar pilsjes kwamen ze uit bij ‘world wide web’. Dat vonden ze allebei prachtig.
Hoewel je die drie w’s in het Frans (double vee, double vee, double vee) of in het Engels (double joe, double joe, double joe) nauwelijks kon uitspreken. Robert
Cailliau vond dit wel grappig, in het Nederlands liepen die drie w’s als een fluitje van een cent. En zo werd twintig jaar geleden uitgerekend in Genève het world wide web geboren. Weliswaar zonder veel rumoer, want in Europa raakten ze hun idee aan de straatstenen niet kwijt.
Stel u een plaats voor op de wereldbol waar 6500 geleerden onderzoek doen naar elementaire deeltjes, naar elektronen, neutrino’s en quarks: 3000 van hen zijn hier in Genève permanent in dienst; ruim 3000 anderen komen van 500 universiteiten uit 80 landen en verblijven er slechts tijdelijk, ze wisselen de hele tijd.
We zijn ergens in de jaren tachtig. Iedereen heeft verschillende computers mee, die niet compatibel zijn; iedereen werkt met andere software. Iedereen is altijd op zoek naar werk van anderen, of naar een studie van eigen hand die hij is kwijtgespeeld.
Wie naar zijn universiteit is teruggekeerd, blijft nieuwsgierig naar de evolutie van het onderzoek naar zijn thema. Een Babelse computerverwarring, dat was het Cern.
Robert Cailliau was in Genève sinds 1974 in de weer met ‘verbetering van technieken voor gegevensverwerving’ en ‘processturing’.
Op een andere afdeling, een paar minuten van zijn kantoor verwijderd, werkte de Britse fysicus Tim Berners-Lee, die sinds 1980 met onderbrekingen als softwareconsultant op het Cern had gewerkt.
Los van elkaar kwamen ze op het idee met hypertekst te werken, een systeem om met sleutelwoorden teksten aan elkaar te koppelen. Het systeem bestond al jaren, maar was alleen op lokale computers toegepast, zonder een weg naar buiten.
Ook het internet, een netwerk van computers die met elkaar kunnen praten via een protocol (een stel afspraken), van persoon tot persoon, bestond al decennia.
Als je nu dat koppelsysteem van teksten via computers in de wereld zette, en het vanuit het internet toegankelijk maakte, dan had je wel degelijk een world wide web. Dat was het principe.
Heeft dit web nu een of twee uitvinders? BernersLee in zijn boek De wereld van het World Wide Web: ‘Robert Cailliau was de ceremoniemeester bij het huwelijk van hypertekst en internet. De echte gave van Robert was zijn enthousiasme, vertaald in een geniale manier om het evangelie te verspreiden.
Toen ik begon met het schrijven van het programma voor het web besteedde Robert zijn energie aan het laten slagen van het www-project bij het Cern. Hij herschreef het oude voorstel dusdanig dat het naar zijn idee meer effect zou hebben.
Hij was een veteraan bij het Cern en hij lobbyde bij zijn uitgebreide vriendennetwerk in de organisatie. Hij zocht naar studenten die konden helpen, naar geld, computers en kantoorruimte.’
Cailliau: ‘Een vriend bracht ons in contact, ik liet mijn ontwerp vallen en we begonnen samen aan dat van Tim te werken. Als partners en niet als concurrenten. Dat was onze sterkte. Tim verdient het dus als enige uitvinder beschouwd te worden.
Zie Tim als de vader en mij als de peter.’ Of: ‘Tim was technischer, hij heeft de codes geschreven. En hij heeft daarna van de ontwikkeling van het web ook zijn levenswerk gemaakt. Ik heb Tim daarbij geholpen, me meer met management beziggehouden.
Onder andere door er hard voor te werken om het wereldwijde web niet voor Europa verloren te laten gaan. Met als resultaat dat het World Wide Web Consortium (W3C) – dat legt de standaarden voor het web vast – redelijk onafhankelijk is kunnen blijven.’
Vaag maar opwindend
Het eerste voorstel dateerde van maart 1989. Het is in het museum van het Cern tentoongesteld. Bovenaan heeft de chef van Berners-Lee geschreven: ‘vague but exciting.’ Meer had een creatieve geest als aanmoediging niet nodig.
De innovatieve software die Tim Berners-Lee tussen oktober en december 1990 schreef, omvat: HTTP (hypertext transfer protocol), URL (universal resource locator) en HTML (hypertext markup language). HTTP laat je toe op een link te klikken om naar dat document op een webpagina gebracht te worden.
URL is het adres voor dat document of die pagina. HTML geeft je de mogelijkheid links in documenten te zetten waardoor ze verbonden worden.
Cailliau: ‘Zie het als een internationaal telefoonnummer. De 00 staat gelijk met http. De 31 van Nederland of 32 van België is te vergelijken met de naam van de server.
En de rest moet lokaal geïnterpreteerd worden: gewoon geniaal.’ Het eerste, zeer bescheiden doel was het interne telefoonboek van het Cern voor iedereen beschikbaar te maken.
Om dit alles te doen functioneren bouwde Berners-Lee de eerst webbrowser, de eerste webserver en later, op 6 augustus 1991, ook de eerste website: met de uitleg van wat het www was en hoe je het moest gebruiken.
Op kerstdag 1990 communiceerden Berners-Lee en Cailliau op hun beider NeXT-computers – ook in het Cern-museum nog te zien – voor het eerst via internet met als adres: info.cern.ch.
Berners-Lee: ‘Ik was er toen met mijn hoofd niet zo goed bij omdat mijn vrouw en ik ons eerste kindje verwachtten.’
Uitbreiden en intomen
Maandenlang werkte Cailliau met de juridische dienst van het Cern aan een document waarin stond dat het Cern het hele project aan het publiek gaf. Dat was een inspanning om te garanderen dat niemand anders ermee kon gaan lopen.
Cailliau: ‘Ervoor zorgen dat de Cern-leiding het goedkeurde dat de basiscode publiek werd gemaakt, gratis in de wereld werd gezet, dat was echt wel mijn verdienste.’
Vervolgens moesten de twee computerexperts de hele wereld laten weten dat hun web bestond. Een activiteit die niet binnen de Europese opdracht van het Cern viel. Hun chefs lieten de twee computerexperts betijen. Het was moeilijk om uit te leggen wat het web feitelijk was.
Tim Berners-Lee: ‘Het is gewoon een ruimte, er zit niets achter. Er is geen computer die het web controleert, geen apart netwerk waarop de protocollen lopen, geen organisatie die het web beheert. Het web is niet iets fysieks dat zich op een bepaalde plaats bevindt.
Het is een ruimte waarin informatie kan worden uitgewisseld. En in principe is de capaciteit onbeperkt.’ Niet iedereen kon volgen.
Sommigen zeiden: ‘Leuk, maar so what?’ Berners-Lee en Cailliau wilden om te beginnen in Europa enthousiasme veroorzaken, maar de Europese computerindustrie bestond nauwelijks nog.
Terwijl ze aan de hand van de reacties van de eerste gebruikers hun programma’s verfijnden, begonnen Amerikaanse universiteiten het systeem intern gebruiken.
In 1993 kwam de Amerikaanse oud-student Marc Andreessen plotseling met het commerciële programma Mosaic, de eerste commerciële ‘browser’, een bladerprogramma, het latere Netscape, te voorschijn. En toen raakten Tim Berners-Lee en Robert Cailliau in paniek.
Moesten ze nu toezien hoe hun web ondanks alle inspanningen toch nog in koopmanshanden viel?
Samen timmerden ze vervolgens aan het W3C, het consortium dat erop toeziet dat de standaarden voor comptabiliteit gerespecteerd worden. Cailliau: ‘De echte innovatieve kerels in de computerwereld doen het niet om het geld. Tim al heel zeker niet.
Het merendeel van de mensen die ik gezien heb, die echt iets hebben verwezenlijkt, die zijn niet door geld gemotiveerd. De mannen die het grote geld hebben verdiend, hebben geen enkel vernieuwend idee geproduceerd. Ik zal ze niet noemen.’
Tim Berners-Lee vertrok in 1994 spoorslags naar het Massachusetts Institute of Technology bij Boston, om van daaruit verder aan het web te werken. Vanuit Genève, binnen een organisatie die elementaire deeltjes moest bestuderen, was dit onmogelijk geworden.
Robert Cailliau kan het vandaag nog altijd niet verkroppen dat de Amerikanen met alles aan de haal gingen. Dat anderen er veel geld mee verdiend hebben, kan hem niets schelen.
Maar dat Europa op computergebied een soort van Amerikaanse kolonie is gebleven – een derdewereldland, zegt hij – dat zit hem dwars. Want de hersenen die het web bedachten, die zaten toch wel in Europa.
Cailliau werd in 1947 in het Belgisch-Limburgse Tongeren geboren.
Zijn vader was directeur bij de directe belastingen, zijn grootvader – afkomstig uit het West-Vlaamse Vlamertinge – directeur bij douane en accijnzen. ‘De Cailliaus zijn al vierhonderd jaar Nederlandstalig’, zegt hij bij elke gelegenheid.
Hij studeerde voor ingenieur aan de Rijksuniversiteit van Gent en kwam voor een korte studie aan het Cern in Genève terecht. In 1974 kreeg hij daar een vaste baan.
Als mede-uitvinder van het world wide web loopt hij niet warm voor de multimediarichting die zijn web vandaag uitgaat. ‘Ze bieden mijn leven geen extra kwaliteit’, zegt hij. ‘Al die beelden, je moet ze gebruiken als zout, ze zijn onmisbaar, maar je moet er zuinig mee omgaan.
Een mens leert door abstractie. Wetenschap en technologie hangen daar volledig van af. Als je nu alleen door beelden gebombardeerd wordt, heb je geen tijd of zin meer om te werken aan abstractie, en dus leer je niets meer.
Op een Franse tv-zender hoorde ik onlangs dat een werkende mens ’s avonds naar huis gaat, moe maar tevreden naar de beeldenstroom op tv kijkt en dan in bed stapt: z’n hersenpan volledig door beelden schoongeveegd. Dat is het wat ik bedoel.’
Hij weigert zich een gsm aan te schaffen: ‘Zo’n ding dringt alleen maar ongewenst in je leven binnen. Wat is dan de toegevoegde waarde? Dat is de alles overheersende vraag die je kinderen moet leren stellen: wat is de toegevoegde waarde?’
In 2007 ging hij ‘om persoonlijke redenen’ bij het Cern met pensioen. Was hij het beu?
Cailliau: ‘Ofwel verkoop je in onze wereld je ziel aan Microsoft, ofwel vecht je daar je hele leven tegen. Ik had in geen van beide nog veel zin.’
Hij houdt er ook een royale website (www.robertcailliau.eu) op na, waar je kunt zien wat hij over godsdienst denkt; of over de wereldeconomie; op welke manier hij erin geslaagd is tien kilogram te vermageren; een oproep doet voor een ecologisch huizenproject; waar je verneemt dat hij zichzelf politiek als een Neureopean ziet en dat hij dol is op het bouwen met legoblokjes.
Honderdeneen onderwerpen komen aan bod, soms met humor en een tikkeltje zelfspot. Maar ook dat hij een synesthesist is verneem je op zijn site. Hij is iemand van wie het brein automatisch specifieke kleuren aan specifieke letters verbindt. De letter w bijvoorbeeld is groen.
Het web? Drie keer groen.
Tim Berners-Lee
Cailliau heeft over Tim Berners-Lee ooit al lachend gezegd: ‘Je weet toch dat het web zo gedesorganiseerd is omdat het een kopie is van Tims hersenen. Tim spreekt in hypertekst.
Hij maakt zijn zinnen nooit af en schakelt halverwege over op iets anders.’ Tim Berners-Lee is een van de eerste computerspecialisten van de tweede generatie. Zowel zijn vader (Conway Berners-Lee) als zijn moeder waren wiskundigen en computerexperts.
Zijn moeder werkte vanaf 1951 in Manchester als programmeur aan de beroemde Ferranti Mark I computer, de eerste commerciële computer ter wereld. Een reusachtige machine waarvoor niemand minder dan Alan Turing, de geestelijke vader van alle computers, nog de handleiding schreef.
Of hoe er een onzichtbare draad loopt van de grote theoreticus naar het world wide web.
Als jongetje al speelde Tim met kartonnen dozen die computers voorstelden.
Hij herinnert zich nog levendig dat bij hem thuis aan tafel over wiskundige problemen werd gesproken: ‘Een vierkantswortel kwam makkelijker ter sprake dan de buren om de hoek.’ En hoe hij dan de lichtjes zag in de ogen van zijn ouders, de vonkjes die hij ook in de ogen van zijn leraar wiskunde zag.
Hij las graag science fiction en werd meegesleept door het verhaal Dial F for Frankenstein van Arthur C. Clarke, uit 1964, waarin ’s werelds telefoonnet zelfstandig wordt en zelf begint te denken. Tim groeide op in Londen.
Alles wat in de jaren zestig Brits was, was ‘hot’, van de Beatles tot Twiggy. Maar Tim was er te jong voor.
Vandaag wordt hij nog altijd lyrisch als hij eraan denkt hoe tijdens zijn middelbare studie de transistors spotgoedkoop werden, zodat je ze voor een prikje kon kopen in de winkel om de hoek.
Hij studeerde fysica en computerwetenschap in Oxford, waar hij in het begin van de jaren zeventig met behulp van een vroege microprocessor en een oude televisie zijn eerste computer aan elkaar laste.
Vanaf 1976 werkte hij als computerexpert, als softwareconsultant, voor verscheidene firma’s totdat hij in 1984 met een studiebeurs aan het Cern belandde en er achteraf in dienst trad.
De klassieke vragen die hij van journalisten krijgt, heeft hij op zijn site (http://www. w3.org/People/Berners-Lee) allemaal beantwoord. Wie een standaardvraag stelt, krijgt dus prompt een verwijzing naar zijn site.
Ook vragen naar het grote geld dat anderen met zijn web hebben verdiend, irriteren hem: ‘Als het verdienen van veel geld je uitgangspunt is, dan zijn je keuzen in het leven nogal beperkt.’ Of: ‘De vreselijke notie dat de waarde van een persoon afhangt van hoe belangrijk en financieel succesvol hij is, vind ik gekmakend.
Dat suggereert minachting voor de onderzoekers die zich wijden aan het verder ontwikkelen van wetenschap en technologie.’
Berners-Lee: ‘Wij hebben met opzet geen patent genomen op het www en we hebben er steevast op aangedrongen dat het idee kosteloos zou worden verspreid, precies opdat zoveel mogelijk mensen het web zouden gebruiken.
Het heeft mij en Robert Cailliau 18 maanden gekost om de directie van het Cern ervan te overtuigden geen royalty’s te vragen voor het gebruik van het web. Waren we daar niet in geslaagd, dan had het web nooit betekend wat het nu betekent.’
Berners-Lee is altijd zeer bescheiden gebleven. ‘Bij het vervelende af’, zeggen critici.
Hij verwijst ook graag – ‘tot in den treure’ – naar al wie hem heeft geholpen. ‘Ik denk dat ik veel geluk heb gehad’, zegt hij. ‘Zie me als een doodgewone persoon die zich op het juiste tijdstip op de juiste plaats bevond.’ Hij is ongetwijfeld de meest gelauwerde wetenschapper van de voorbije jaren.
Tussen 1995 en 2010 is hij zestig keer onderscheiden. Met twaalf eredoctoraten bijvoorbeeld, of de Finse Millenniumprijs van een miljoen euro en door de Britse koningin met de titel van Knight Commander, de op een na hoogste rang in de Orde van het Britse Rijk.
Vanuit de Verenigde Staten werkt Berners-Lee al vele jaren intensief aan de uitwerking van zijn ‘semantische web’, een uitdieping van het bestaande web.
Door aan data betekenissen – relaties – toe te voegen, door ze in een veld van betekenissen te stoppen, kunnen de machines in de toekomst dan veel slimmer zoeken dan met het web nu. Dan kunnen ze als het ware ‘begrijpen’ wat de gebruiker bedoelt.
Bij de vraag ‘Ik wil komend weekeinde naar Parijs vliegen. Welke vluchten zijn er nog?’ zoekt de computer niet meer naar wat domme trefwoorden, maar legt hijzelf intelligente verbanden. ‘Maar dat idee is moeilijk uit te leggen’, zegt hij. ‘Soms voel ik me weer net als in 1989.’
Tim Berners-Lee was als jongen al gefascineerd door het idee dat een stuk informatie wordt bepaald door dat waaraan het is gekoppeld. Samen met zijn vader mijmerde hij dan over een computer die ook intuïtief verbanden zou kunnen leggen, zoals het menselijk brein vrijelijk kan associëren.
Ongetwijfeld was voor de creatie van het world wide web naast de juiste plaats (het Cern) en het juiste tijdstip (1989) toch ook de juiste persoon vereist.
(Zie ook: computer)