Thermometer

De totale passie van een ontspoorde koopmanszoon

Daniel Gabriel Fahrenheit (Danzig, 24 mei 1686 – Den Haag, 16 september 1736)

Aan de ontwikkeling van de thermometer hebben vele geleerden gewerkt, maar de man die er als eerste in slaagde twee thermometers identiek dezelfde temperatuur te laten aangeven, die serieproductie mogelijk maakte, is ongetwijfeld Daniel Gabriel Fahrenheit.

Over Fahrenheit is opvallend weinig gepubliceerd. Misschien omdat de Nederlanders hem als een Duitser beschouwen en de Duitsers hem als een Nederlander aanzien.

Fahrenheit werd in 1686 als oudste van vijf kinderen in een koopmansgezin geboren in de Pruisische Hanzestad Danzig (nu Gdansk). Zijn grootvader was vanuit de Hanzestad Koningsbergen (Kaliningrad) naar Danzig verhuisd.

Toen hij vijftien was, stierven zijn beide ouders plotseling tegelijk na het eten van giftige paddenstoelen. Het stadsbestuur bracht de vier jongere kinderen bij pleeggezinnen onder en Daniel moest als oudste bij een handelaar in de leer.

Die onderwees de jongen wat in boekhouden en stuurde hem vervolgens naar Amsterdam om er bij vermaarde handelshuizen het vak te leren.

Daar raakte de knaap gefascineerd door de natuurkunde, door de instrumenten die erbij hoorden en vooral door de Florentijnse thermometers. Geen twee daarvan waren hetzelfde. De ene fabrikant nam als laagste punt de koudste dag in Florence en als hoogste punt de warmste dag van het jaar. De jonge Fahrenheit vatte een vreemde passie op voor de toestellen, leerde hoe hij de buisjes zelf kon blazen en hij lapte zijn leertijd aan zijn laars. Dat kwam zijn voogd in Danzig ter ore.

Het stadsbestuur van Danzig vaardigde meteen een aanhoudingsbevel tegen hem uit en verzocht de Nederlandse overheid hem bij wijze van straf op een schip van de Oost-Indische Compagnie te werk te stellen. Fahrenheit sloeg op de vlucht en trok zonder een cent op zak vele jaren kriskras door Europa.

Tot zijn 24ste moest hij uit Nederland wegblijven omdat hij pas dan als volwassene kon worden geregistreerd.

Gaandeweg veranderde zijn vlucht in een studiereis die hem in Engeland, Duitsland (Berlijn, Halle, Leipzig, Dresden), Polen, Denemarken en Zweden bracht. Overal zocht de jongeman geleerden op die met thermometers en barometers in de weer waren.

Hij verfijnde zijn techniek van het glasblazen en verzamelde alle beschikbare kennis. Zonder zich daar erg bewust van te zijn, werd hij in zijn kleine discipline de knapste man van Europa. Thermometers hadden volgens hem totaal geen zin als je de temperaturen niet kon vergelijken.

Dat was moeilijk omdat je identieke buisjes moest hebben en identiek zuivere stoffen. Uit 1709, driehonderd jaar geleden, dateert zijn eerste thermometer met wijnalcohol, uit 1714 die met kwikzilver. Dat jaar staat ook geboekstaafd als het jaar waarop hij de moderne thermometer uitvond.

Hij was toen 28.

Drie jaar later, in 1717, vestigde hij zich definitief in Amsterdam, de stad die hem het meest bekoorde. Hij had er een winkeltje waarin hij zelf geblazen glazen instrumenten verkocht. Tegelijkertijd gaf hij privéles in statica en optica.
Als nulpunt koos hij de laagste temperatuur die toen bereikbaar was, namelijk een mengsel van water, ijs en bepaalde zouten. Op die manier wilde hij minusgraden vermijden. En hij koos merkwaardig genoeg voor een 12-puntenschaal van elk acht graden.

Het smeltpunt van ijs zette hij op 32 graden, zijn lichaamswarmte(onder de arm, of in de mond) op 96 en het kookpunt van water op 212 graden.

De autodidact uit Danzig correspondeerde inmiddels met de grootste geleerden van zijn tijd. In 1724 werd hij zelfs lid van de Royal Society in Londen. Op die manier raakten zijn bevindingen snel over heel Europa verspreid.

Hij ontwikkelde als eerste een areometer om het gewicht van vloeibare stoffen te meten en knutselde onder meer aan een machine om ondergelopen bouwlanden droog te leggen. Poldermachines als het ware.

Na zijn dood liet hij de machine na aan zijn hooggeleerde vriend Willem Jacob ’s Gravesande, maar die kon niet achterhalen hoe ze werkte.

Hij overleed op 16 september 1736, nauwelijks vijftig jaar oud, in Den Haag. Voor 18 gulden werd hij in een huurgraf begraven onder het koor van de Kloosterkerk aan het Lange Voorhout. Voor dat bedrag kreeg hij ook ‘twee poosen luijen’, de klokken werden twee keer geluid.

In de grafregisters van de kerk staan

De bekende roman Fahrenheit 451 van Ray Bradbury uit 1953 alleen eigenaren van graven vermeld. Vermoedelijk heeft achteraf niemand nog de huur betaald, zodat zijn stoffelijke resten al eeuwen geleden zijn verwijderd.

Hoewel de Hagenaars hem niet vergeten zijn: in Den Haag zijn een straat, een apotheek en een tijdschrift naar hem genoemd.

En de Stichting Stedenband Den Haag-Warschau en de Nederlandse Natuurkundige Vereniging lieten op 6 juni 2002 in de Kloosterkerk een gedenkplaquette aanbrengen met daarin een werkende thermometer, uiteraard met fahrenheitschaal.

Zes jaar na zijn dood stelde de Zweedse astronoom Celsius de schaal van honderd graden voor. Na de Franse revolutie paste die precies in het tiendelig stelsel.

Vooral de Amerikanen koesteren tot op de dag van vandaag de schaal van Daniel Gabriel Fahrenheit, de leergierige jongeman uit Danzig die in de Republiek van de Verenigde Nederlanden zijn tweede vaderland had gevonden.

Op de Conférence Générale des Poids et Mesures van 1948 kozen de congresleden radicaal voor de celsiusschaal. Maar tot diep in de jaren vijftig en zestig van de twintigste eeuw bleven de schalen van Celsius en Fahrenheit in Vlaanderen en Nederland naast elkaar bestaan.

Zeker in het onderwijs, waar leerkrachten het omrekenen van de schalen als mooie rekenoefening koesterden. De fahrenheitschaal werd nog lang gebruikt voor het aangeven van warme zomertemperaturen. ‘80 graden Fahrenheit’ maakte meer indruk dan ‘28 graden Celsius’.

In de winter daarentegen maakten de minus-nulcijfers van Celsius de koude nog kouder. Zo doofde de fahrenheitschaal hier langzaam uit.

In 1953 kreeg de fahrenheitschaal in de Verenigde Staten een nieuwe betekenis door de sciencefictionroman Fahrenheit 451 van Ray Bradbury, in 1966 ook nog verfilmd door François Truffaut.

Het gaat om een dystopie, het tegengestelde van een utopie, waarin boeken vanwege de ideeën die ze bevatten, moeten worden verbrand. Op 451 graden Fahrenheit vatten ze vanzelf vuur. Bradbury schreef het boek als reactie op de heksenjacht van het McCarthy-tijdperk.

Michael Moore’s film Fahrenheit 9/11 uit 2004 is er een verwijzing naar; 9/11 is dan de temperatuur waarop de vrijheid in de vlammen opgaat. Ray Bradbury was het met die allusie en met Moore’s titelkeuze niet eens.

nl_NLNederlands