Transistor

Het verband tussen de transistor en de verbetering van het menselijk ras

William Shockley (Londen, 13 februari 1910 – Stanford, 12 augustus 1989)

Het is niet vanzelfsprekend dat iemand die voor het ontwikkelen van de transistor met de Nobelprijs is onderscheiden en bovendien de titel ‘vader van Silicon Valley’ draagt, ook nog voorkomt in een encyclopedie van de seksualiteit. Niettemin wordt Bill Shockley al in 1970 in een Nederlandse vertaling aangehaald onder het trefwoord ‘eugenetica’: ‘Het onderzoek naar de factoren waardoor de erfelijke eigenschappen van het menselijk ras verbeterd zouden kunnen worden.’ Citaat: ‘Shockley vindt het daarom beslist noodzakelijk dat alle vrouwen vóór de eerste menstruatie onvruchtbaar worden gemaakt en dat zij slechts met toestemming van een arts van het anticonceptiemiddel verlost mogen worden. Na iedere bevalling moet iedere vrouw weer door een onderhuidse inspuiting onvruchtbaar worden gemaakt.’

De hoogleraar van Stanford bracht daarmee zijn gilde van elektrotechnische ingenieurs een eerste keer ernstig in verlegenheid.

De tweede keer was in februari 1980 toen bekend werd dat hij een van de twee Nobelprijswinnaars was die sperma leverden voor de pas opgerichte ‘spermabank voor superzaad’. Niet alleen journalisten zagen opnieuw het spook opdoemen van de eugenetica van Hitlers Derde Rijk.

William Bradford Shockley werd als zoon van een Amerikaanse mijningenieur op 13 februari 1910 in Londen geboren. Vanaf zijn derde groeide hij op in Californië, waar hij afstudeerde aan het vermaande Caltech (California Institute of Technology).

In 1936 doctoreerde hij aan het al even prestigieuze MIT in Massachusetts.

Datzelfde jaar kon hij aan het werk in de Bell Laboratoria in New Jersey. Bell zette in die dagen een programma op om een elektronische schakeling voor het telefoonsysteem te ontwikkelen.

In die context maakte Shockley op 29 december 1939 al aantekeningen over experimenten met halfgeleiders ter vervanging van de elektronenbuis. Mochten die lukken dan was geen vacuüm, geen gloeidraad en dus ook geen opwarmtijd meer nodig.

Het materiaal kon niet slijten en het kon heel klein worden gehouden. De toepassing mislukte echter. In 1942 werd hij, zoals zoveel Amerikaanse geleerden, voor de oorlog gerekruteerd.

Na de oorlog werd Shockley bij Bell co-teamleider voor de ontwikkeling van ‘een regelklep voor de stroom van elektronen in vaste stoffen’. Shockley toonde voor het eerst zijn talent om ander talent aan te trekken.

Bardeen en Brattain, twee leden van zijn team van zeer uiteenlopende experts, slaagden er op 16 december 1947 in de eerste puntcontacttransistor tot stand te brengen en daarmee menselijk stemgeluid te versterken.

Oudejaarsavond 1947, twee weken na de historische datum, schreef hij in een hotelkamer in Chicago een memorandum van negentien bladzijden dat de basis vormt voor de productie van de moderne lagentransistor. Op 26 juni 1948, meer dan 60 jaar geleden, vroeg hij octrooi aan.

De eerste transistors werden in 1952 gebruikt om onder te brengen in de poten van een 22 december 1947 brilmontuur, en daarna werden zij de basis van een nieuwe rage, de draagbare radio. Even leek het alsof met de transistorradio de mogelijkheden waren uitgeput. Vandaag de dag is de complete computeren ruimtetechnologie, om maar twee voorbeelden te noemen, zonder de transistortechniek ondenkbaar.

Shockley richtte in 1956 zijn eigen transistorfabriekje op. Een schitterende foto uit die jaren toont twaalf mannen die met een glas champagne toosten op een vroeg kalende sportieve heer van 46, die op de hoek van de tafel zit.

Het is 7 uur in de ochtend in Californië en een telefoontje uit Stockholm heeft net gemeld dat Shockley, Bardeen en Brattain de Nobelprijs hebben gewonnen. Shockley is de werkgever van de jongelui, die duidelijk twintig jaar jonger zijn dan hun mentor.

Het toeval wilde dat de Nobelprijswinnaar was opgegroeid in Palo Alto, tegenwoordig een van de grote centra van Silicon Valley. Zijn moeder woonde er nog en de zon scheen er altijd.

Vlakbij lag de Stanford-universiteit, die in 1951 als eerste een industrieterrein naast de universiteit had opgericht, waar jonge bedrijven rechtstreeks op de onderzoekscentra konden aansluiten en waar jonge academici na hun studie aan de slag konden.

Tegen 1956 waren er al twintig firma’s gevestigd die transistors produceerden en een daarvan was Shockley Semiconductor Laboratory.

Shockley had zijn hele team van jonge bollebozen weggeplukt uit universiteiten en onderzoekscentra van de oostkust. Als ‘vader van de transistor’ en auteur van het enige boek over dat onderwerp, had hij een enorme aantrekkingskracht op jong, ambitieus talent.

Maar, en daar was iedereen het over eens, ‘he was hard as hell to work with’, er viel met de man niet samen te werken. Acht van zijn protegés smeedden in 1957 een plan om ervandoor te gaan en een eigen firma op te richten.

Samen werden ze vermaard als ‘the Shockley Eight’, door hun vroegere werkgever ook wel ‘de verraderlijke acht’ genoemd. Ze zouden allen een schitterende carrière opbouwen. Een van hen richtte de firma Intel op, waar een van zijn werknemers in 1971 de microprocessor uitvond.

Shockleys eigen bedrijf kwam de aderlating nooit te boven en ging op de fles. Terwijl zijn jonge Turken steenrijk werden, moest hij zijn heil zoeken in academisch werk aan de universiteit van Stanford.

Merkwaardig genoeg begon de elektronica-ingenieur zich in de jaren zestig voor erfelijkheidsleer te interesseren.

Groot moet zijn teleurstelling zijn geweest toen wetenschappelijk werd bewezen dat sperma van mannen boven de 35, en zeker dat van bejaarde mannen, een groter risico op genetische beschadiging inhoudt. Eind 1987 liet ‘zijn’ spermabank weten dat ze de voorkeur gaf aan het zaad van jonge mannen.

Shockley overleed op 12 augustus 1989.
(Zie ook: computerchip)

nl_NLNederlands