Post-it

Alles veranderde toen een directeur zelf de consumenten opzocht

Art Fry (Owatenna, Minnesota, 19 augustus 1931)

Art Fry was een presbyteriaan, wat betekende dat hij elke zondag in zijn kerk een aantal psalmen meezong.

Al bijna twintig jaar volgde hij de dienst in de NorthPresbyterian kerk in Saint-Paul, een stad ten oosten van Minneapolis in de Amerikaanse staat Minnesota, en al bijna twintig jaar ergerde hij zich aan het verdwijnen van de bladwijzertjes uit zijn gezangboek.

Ging je rechtop staan om te zingen, dan vielen ze eruit, zodat Fry wanhopig op zoek moest naar de juiste psalm.

‘Ik weet niet meer of het een saaie preek dan wel goddelijke inspiratie was’, vertelde hij achteraf, ‘maar die zondag in 1974 dwaalde mijn geest af en ineens moest ik denken aan een kleefmiddel dat jaren eerder in ons laboratorium was ontdekt en dat nergens voor kon worden gebruikt.’ Dat moment werd de kiem voor de ontwikkeling van de gele notitieblaadjes die in enkele jaren tijd over de halve wereld op kantoren en in huiskamers verspreid raakten.

Het succes ervan is een eigentijdse legende geworden.

Het kleefmiddel waar Fry aan dacht was vijf jaar eerder door de scheikundige Spencer Silver in de laboratoria van 3M in Saint-Paul ontwikkeld. Dat gebeurde in het kader van een vier jaar durend project dat de mogelijkheden van polymeren als lijmen onderzocht.

Op een dag gooide Silver lukraak een heleboel monomeren in het reactiemengsel, wat een zeer zwakke kleefvariant als resultaat gaf. Een miskleun eigenlijk in een omgeving waar het uitsluitend te doen was om producten met een hoge kleefkracht.

Het was een uiterst zwak kleefmiddel dat alleen iets heel lichts kon vasthouden.

Waar kon het voor worden aangewend? Niemand wist het. Vijf jaar lang, van 1968 tot 1973, leurde Silver ermee onder collega’s, totdat hij door een toeval op dezelfde afdeling als Fry terechtkwam. Net toen de rare lijm in de vergetelheid dreigde te raken, had Fry in de kerk zijn ingeving.

Voor Art Fry was het een gelukkige omstandigheid dat de wetenschapslui bij 3M – wat staat voor Minnesota Mining & Manufacturing Corporation – tot vijftien procent van hun werktijd mogen spenderen aan projecten van eigen keuze, een bezigheid die in het bedrijf als ‘bootlegging’ – vrij vertaald: zwartwerk – bekendstaat.

Hoewel hij als chemicus en specialist productontwikkeling twintig jaar ervaring had, zou het toch nog anderhalf jaar duren voor Fry zijn doodeenvoudige idee tastbaar kon maken.

Wilde je een papiertje met de bijzondere lijm ergens op plakken, dan was het achteraf nooit zeker waar de lijm bleef hangen, op de ondergrond of op het papiertje.

Twee chemici werkten maandenlang aan een uitgebreid coating process, een deklaag, voor de gele velletjes. Voorts mocht het klevende gedeelte niet dikker uitvallen dan de rest, anders kun je er geen handige blokjes van maken. Een ander probleem rees bij de productie.

Om lijm selectief aan te brengen op één kant van het papier en om vellen in plaats van rollen te produceren, moesten de 3M-technici ten minste twee volstrekt unieke machines uitvinden. Als fervent liefhebber van kleine toestellen droeg Fry suggesties aan.

Na een aanvaring met de technici monteerde hij in zijn kelder een proefmachine en die paste hij aantot hij de kwestie had opgelost. Toen bleek dat de constructie niet door de deur van de kelder kon. Fry sloeg een gat in de muur van zijn kelder en leverde na deze ingreep zijn machine af.

Tot de dag van vandaag zijn de persen waarmee de post-it-papiertjes worden ‘gedrukt’, strikt geheim. Ze staan in een aparte hal, waar de directie geen bezoekers en ook nauwelijks 3M-medewerkers toelaat.

Potten en pannen verkopen

De leiding van het bedrijf overtuigen van de succeskansen van de post-it bleek de moeilijkste klus van de hele onderneming. Wie zou bereid zijn op dure notitieblaadjes te schrijven als dat op goedkoop papier ook kon? Art Fry kon zeer overtuigend zijn.

Hij werd geboren in een provinciestadje in de staat Minnesota en wou als kind dezelfde weg op als zijn vader en zijn oom, namelijk die van scheikundig ingenieur.

Tijdens zijn studie aan de universiteit van Minnesota stuurde zijn vader hem in de zomer de straat op om met potten en pannen te leuren en een deel van zijn studiegeld zelf te verdienen.

Fry: ‘Zo kun je ervaring opdoen, zei mijn vader, want als scheikundig ingenieur zul je je ideeën moeten verkopen aan mensen die boven je staan.’ In 1977 bleek dat maar al te duidelijk.

Niet zonder moeite vond Fry steun bij de afdelingen voor de ontwikkeling van nieuwe producten bij 3M, de directie volgde schoorvoetend. Met de officiële goedkeuring en forse budgettaire middelen konden de technische details voor de vervaardiging van een massaproduct worden uitgewerkt.

De marketingafdeling tastte intussen de markt af. Eind 1978 leek het project ten dode opgeschreven. Advertentieen reclamecampagnes bleken geen resultaat op te leveren. Niemand was geïnteresseerd.

Nader onderzoek leerde dat agenten die in hun teststeden staaltjes van het product hadden uitgedeeld, alleen kleine successen hadden geboekt.

Om zekerheid te hebben over de mislukking trokken Joe Ramey, de toenmalige onderdirecteur van de afdeling Kantoorbenodigdheden, en zijn technisch directeur Geoff Nicholson zelf de straat op in de stad Richmond in Virginia, een van de eerdere teststeden. ‘Een wanhoopsdaad’, zei de een later. ‘Ik dacht: dit is leuren met een dood vogeltje’, aldus de ander.

Ze stapten her en der banken en kantoren binnen om de gele papiertjes uit te delen en, zie daar, het sloeg aan. Het ontplofte. In 1979 bewerkten ze eerst nog enkele andere staten, telkens met een verbijsterend resultaat.

Alle managementboeken leren directieleden sindsdien: ‘Zoek zelf je klant op!’

Tegen 1980 was Fry’s uitvinding in de Verenigde Staten een compleet succes.

Nadat in 1989 de orkaan Hugo over het land was heen geraasd, kreeg de firma 3M een brief uit South Carolina met de woorden: ‘Hugo heeft in mijn tuin acht eiken geveld maar het gele papiertje is op mijn voordeur blijven plakken.’

In 1981 werd West-Europa moeiteloos veroverd.

Voor wat Nederland betreft: in de Dikke Van Dale staat vandaag onder het trefwoord ‘geeltje’ als zevende betekenis: ‘zelfklevend memoblaadje’. 3M, dat over de hele wereld meer dan zestigduizend producten fabriceert, moest toegeven dat het bedrijf in zijn lange bestaan een nieuw product nooit met zoveel vaart onder de mensen had gebracht.

Art Fry: ‘Dichter bij de onsterfelijkheid kan een uitvinder niet komen.’ Hij is nu met pensioen maar houdt voor zakenlieden nog altijd lezingen over het creatieve klimaat in zijn firma: ‘Je hoeft geen genie te zijn om een belangrijke uitvinding te doen.

Je moet een doorzetter zijn, je niet uit het veld laten slaan door tegenslagen en obstakels. Als je geen tegenslagen hebt, stelt je idee niets voor.’ En Spencer Silver?

De uitvinder van de gekke lijm is tevreden dat hij in de post-it-legende nauwelijks voorkomt en dat alle drukte aan hem is voorbijgegaan.
(Zie ook: plakband)

nl_NLNederlands