De uitvinding van een ter dood veroordeelde
Johann Friedrich Böttger (Schleiz, Thüringen, 4 februari 1682 – Dresden, 13 maart 1719)
Johann Friedrich Böttger had als kind al interesse voor alles wat met scheikunde te maken had. Op zijn veertiende deed zijn moeder hem in de leer bij een apotheker in Berlijn, in het hertogdom Pruisen.
Hij verkeerde er ook in alchemistische kringen en in 1700, toen hij 18 was, ontstond rond hem het verhaal dat hij goud kon maken, dat hij de steen der wijzen had gevonden.
Kennelijk had hij dat in beperkte kring – niet zonder enige vingervlugheid – ook gedemonstreerd. Dat kwam hertog Frederik – vanaf 1701 koning – ter ore en die had goud nodig, veel goud, en hij nam Böttger in dienst.
Toen bleek dat de jongeman zijn belofte niet kon waarmaken, sloeg hij, achternagezeten door een legertje van honderd man, op de vlucht richting Dresden, de hoofdstad van Saksen.
De keurvorst van Saksen, August der Starke, was een barokvorst die in zijn streven om Versailles te evenaren, fortuinen aan luxe uitgaf. Ook hij vond een goudmaker wel interessant en zette Böttger aan het werk. Weer viel de jonge apotheker door de mand en opnieuw ging hij ervandoor.
De soldaten van de keurvorst hielden een klopjacht en vonden hem uiteindelijk in Praag.
Terwijl Böttger in Berlijn bij verstek ter dood werd veroordeeld, kwam hij in een afgelegen kasteel in de buurt van Dresden in een kerker terecht. Van goud maken kwam niets in huis, ook hier wachtte Böttger de dood. Gelukkig voor hem had August der Starke onder leiding van de bekende geleerde von Tschirnhaus nog een ander project lopen: het vervaardigen van porselein. De Europese adel liet het zeer dure porselein uit China overkomen, maar niemand kende het productiegeheim ervan. Kon Böttger misschien porselein maken? Zo kreeg de geheimzinnige jongeman, hij was inmiddels 21, uitstel van executie. Per slot van rekening was porselein ook een soort goud, zij het in de vorm van klei.
Onder toezicht van twee bewakers en met de hulp van drie assistenten – de enige mensen met wie hij mocht praten – ging Böttger aan de slag.
Hij werkte als een moderne wetenschapper en testte systematisch onder hoge baktemperaturen talloze soorten klei in combinatie met allerlei andere grondstoffen. Hij vocht om zijn leven. Snel ontwikkelde hij een nieuw soort fijn rood steengoed, een nieuw keramisch materiaal.
Tussendoor vocht August der Starke talloze oorlogen uit, onder meer met de koning van Zweden. Af en toe werd hij een tijdlang zelfs koning van Polen. Dan weer werd Dresden door Zweedse troepen onder de voet gelopen.
Het spreekt vanzelf dat de keurvorst bij tijd en wijle zijn aandacht voor de rare alchemist in zijn kerkers verloor.
Door het staren in de gloeiende ovens, het werk in barre omstandigheden en het inademen van giftige dampen, ging de gezondheid van Böttger sterk achteruit, hij werd haast blind, leed aan diepe depressies en verdronk zijn leed in alcohol.
Van het landgoed van een edelman bij Colditz kreeg hij op zekere dag kaolien in handen, later ook wel porseleinaarde genoemd, een stof die onder hoge temperaturen spierwit werd. Met een procedé dat uit tien complexe stappen bestond, vervaardigde Böttger het eerste Europese porselein.
Tegen 1708, hij was toen 26, had hij zijn uitvinding op papier staan. ‘God de Schepper heeft van de goudmaker een vulgaire pottenbakker gemaakt’, schreef hij.
Kort daarna stierf zijn enige vertrouwensman en beschermheer von Tschirnhaus. August der Starke verbleef weer jaren na elkaar in Polen en de arme Böttger werd gepest door allerlei hebzuchtige edellieden die zich met zijn werk verrijkten.
Getuigen die hem in die jaren bezochten, beschreven een tafereel uit de hel. Hij en zijn assistenten waren alleen in lompen gehuld. Hij zag nauwelijks, dronk als een tempelier en sloeg wartaal uit.
Hij leed aan achtervolgingswaanzin, zo bang was hij dat iemand met zijn fabrieksgeheim aan de haal zou gaan. Spionnen uit Parijs en Wenen hingen in de buurt rond. En de edelman die de kaolienaarde bezat, dreef de prijs op.
In 1710 moest hij met zijn hele hebben en houden verhuizen naar een kasteel in Meissen waar hij over nieuwe ovens beschikte. In 1713, op een beurs in Leipzig, kon de adel van half Europa zijn meesterwerken bewonderen, inclusief het bijzondere glazuur en de fantastische kleurdecoraties.
Werk dat veel knapper was dan de Chinese voorbeelden. Van August der Starke kreeg Böttger weliswaar de titel van baron, maar hij bleef onder huisarrest. De keurvorst bleef de hoop koesteren dat zijn bijzondere gevangene ooit nog goud zou vervaardigen.
Tegen 1714 was Böttger zo dodelijk ziek dat de vorst medelijden kreeg en hem vrijliet. Twaalf jaar en half had hij gevangen gezeten. Straatarm stierf hij een paar jaar later. En het porselein van Meissen, ‘das Meissner Porzellan’, het eerste Europese porselein, werd wereldberoemd.