Parkeermeter

Onderzoeksjournalist lost verkeersprobleem van Oklahoma City op

Carlton ‘Carl’ Cole Magee (Fayette, Iowa, 1872 – Oklahoma City, 1946)

Zeventien jaar lang had Carl Magee in Tulsa, Oklahoma, een goed lopende advocatenpraktijk gehad toen hij met zijn vrouw en drie kinderen in 1919 in Albuquerque, New Mexico, neerstreek. Zijn vrouw Grace had zwakke longen en moest dringend een droger klimaat opzoeken.

Magee was 47 en dacht dat Albuquerque met zijn 15.000 inwoners voldoende advocaten telde. Hij had er altijd van gedroomd een krant uit te geven: ‘Een krant die de complete waarheid zou vertellen, over alles. En dan zou ik zien wat er gebeurde.’

Hij liet zijn oog vallen op de Morning Journal, een dagblad met een oplage van 7000 exemplaren dat het jaar tevoren door de Republikeinse senator Albert Fall en zijn rijke Republikeinse vrienden was gekocht om Falls herverkiezing in de senaat te bewerkstelligen.

En dat was gelukt. Fall vertelde Magee dat hij de krant maar wat graag wilde verkopen omdat hij schulden had en zijn ranch aan een opknapbeurt toe was.

Magee kocht de krant, installeerde een nieuwe pers, huurde een uitstekende, jonge reporter en ging aan de slag om zijn droom te verwezenlijken.

Ambtenaren in Albuquerque deden wat ze wilden, zo bleek, gevangenen werden bedrogen en uitgehongerd, geld bestemd voor het onderwijs liep naar de bankrekening van senator Fall: stof genoeg om over te schrijven.

Al na enkele dagen stormde de senator Magee’s kantoor binnen met de woorden ‘Stop daarmee of ik leg je op de pijnbank en breek je nek.’ Magee ontdekte dat eerder vijf hoofdredacteuren waren weggepest, maar hij vond dit soort situaties leuk.

Zijn krant schreef tachtig jaar later in een historisch overzicht: ‘Magee was een grote, slanke man met blauwe ogen en een hoekige kaak die zich niet liet intimideren. Doodsbedreigingen weerhielden hem er niet van corruptiezaken aan het licht te brengen.’

Begin 1921 werd uitgerekend Albert Fall federaal minister van Binnenlandse Zaken en korte tijd later leek het alsof hij in het geld zwom. Magee’s onderzoek leidde tot wat als het Teapot Dome-schandaal de Amerikaanse geschiedenis is ingegaan.

Fall had namelijk in ruil voor forse steekpenningen twee olierijke gebieden van de staat onderhands aan oliebaronnen geleased. Na veel juridische touwtrekkerij – advocaat-journalist Magee kon zelfs tot in Washington zijn zeg doen – veroordeelde een rechter minister Fall tot een jaar celstraf.

Fall was het eerste lid van het ‘presidentiële kabinet’ in de Amerikaanse geschiedenis dat de cel inging voor feiten gepleegd tijdens de uitoefening van zijn ambt.

De politieke vrienden van Fall, bankiers en rechters, namen wraak en nekten Magee’s krant. Maar die begon in 1922 onverstoorbaar met de publicatie van het weekblad Magee’s Independent.

Met op de voorpagina de interessante rubriek ‘Turning on the Light’ (vrij vertaald ‘Doe het licht maar aan’) waarin hij zoals vanouds duistere zaken aan het licht bracht.

Onderaan de pagina stond een zin uit Dante Alighieri’s Goddelijke Komedie: ‘Maak licht en de mensen zullen hun eigen weg vinden’, met daaronder een tekening van de opkomende zon.

David Leahy, een rechter uit Las Vegas, tevens vriend van Fall, vond de tijd gekomen om Magee een lesje te leren en sleepte hem op beschuldiging van smaad keer na keer voor de rechtbank. Magee liep vaak zware straffen op en de Democratische gouverneur van New Mexico hief die telkens weer op.

Tussen die beslissingen door verbleef Magee af en toe toch een nachtje in de cel. Vrienden brachten hem eten en hielden buiten de wacht, uit angst dat hij vergiftigd zou worden.

Op zekere dag werd Magee in de lounge van een hotel in Las Vegas geïnterviewd toen oud-rechter Leahy daar net binnenkwam. Die was razend omdat hij door toedoen van de journalist niet opnieuw tot rechter was verkozen. Leahy ramde Magee in elkaar, sloeg hem neer, schopte hem een paar ribben over.

Kruipend over de vloer trok Magee zijn revolver en vuurde een aantal keer. Leahy trof hij in de schouder, maar een man die tussenbeide wilde komen, viel dood neer. Magee kreeg vrijspraak, maar hij zat er de rest van zijn leven mee dat hij een onschuldige man had gedood.

Hij verkocht zijn krant, maar bleef hoofdredacteur. In 1927 maakte de directie hem hoofdredacteur van de Oklahoma City News en zo belandde hij in Oklahoma City.

Verkeersprobleem in Oklahoma

Daar werd hij in de jaren dertig lid van de kamer van koophandel. De zakenlui van Oklahoma City vroegen de journalist in 1932 een oplossing voor het parkeerprobleem in de stad te bedenken. Tussen 1913 en 1930 was het aantal auto’s in de staat van 3000 tot 500.000 gestegen. Oliearbeiders en bedienden palmden in alle vroegte alle parkeerplaatsen in het centrum van de stad in, en daar leed de plaatselijke handel onder.

Je kon met de auto niet in de buurt van de winkels komen. Magee ontwikkelde een ruw model tijdmeter en ging vervolgens in zee met de ingenieursstudenten van de universiteit van Oklahoma. Een wedstrijd leverde niets op. Samenwerking met de pas afgestudeerde ingenieur Gerald Hale wel.

Ze ontwikkelden een eenvoudig mechanisme waarbij na het invoeren van een vijf-cent-muntstuk (een nickel) een rood plaatje tevoorschijn kwam. Na één uur verdween dat plaatje.

Ze noemden het Black Maria, kennelijk naar een bestaande gokmachine. ‘Is er geen plaatje te zien, dan schrijft de verkeerspolitie een bon’, waarschuwde een krantenbericht in die dagen. Een lokale loodgieter vervaardigde het omhulsel.

Magee nam er op 13 mei 1935 patent op en stampte samen met Hale een firma uit de grond met de naam Magee-Hale Park-O-Meter (POM). Op 16 juli al leverde hij de stad Oklahoma City de eerste 175 meters. Tegelijk trad hij af als hoofdredacteur. Hij was toen 63.

Magee was er trots op, verklaarde hij tegenover de pers, dat voor zijn parkeermeter iedereen gelijk was: ‘De parkeermeter kent geen favorieten. Het publiek zal dit weten te waarderen.’ Hij was de zoon van een methodistische predikant en twee van zijn broers waren predikant.

Ook hij had altijd de wereld willen verbeteren. Hij had aanvankelijk een opleiding voor onderwijzer gevolgd. Zijn hele leven had hij voor burgerrechten gestreden en als onderzoeksjournalist corruptie aan de kaak gesteld. Maar die parkeermeter nam de Amerikaanse burger hem niet in dank af.

De kleine machine was on-Amerikaans, ze schond de rechten van de mens, luidde het verdict. Automobilisten stopten allerlei rommel in de gleufjes; twee koppels stopten een nickel in de meter, haalden tafel en stoelen tevoorschijn en speelden op de parkeerplaats een robbertje bridge.

Heel Amerika volgde de juridische procedures die sommige inwoners aanspanden. De gouverneur van North-Dakota verbood alle parkeermeters in zijn staat. Maar de meters in Oklahoma City bleven staan. In 1951 telden de VS meer dan een miljoen parkeermeters.

Als directeur van zijn Park-O-Meter stapte Magee elke dag naar kantoor. Ook nadat hij begin 1946, 74 jaar oud, een ernstige griep kreeg. Op 23 januari werd hij in het ziekenhuis opgenomen. Op 31 januari overleed hij aan een hartaderbreuk.

Het mediaconcern E.W. Scripps, dat Magee’s krant had gekocht, nam voor al zijn kranten de bijzondere zin van Dante Alighieri als motto over – het beeld van de opkomende zon weliswaar veranderend in een vuurtoren, vandaag het logo van het hele bedrijf.

POM Inc. bestaat nog altijd en verspreidt de vele afgeleiden van Magee’s parkeermeter, van digitale parkeerautomaten tot betaalmogelijkheid per sms’je.

Het duurde bijna dertig jaar voor de parkeermeter de Atlantische Oceaan overstak: Groot-Brittannië volgde in 1958, België en Nederland in 1962.

De eerste parkeerbon

In Oklahoma City wordt over de eerste parkeerbon het volgende verhaal verteld. Een maand na de installatie van de eerste parkeermeter arriveerde dominee C.H. North van de Pinksterbeweging van Oklahoma City met de auto in het centrum van de stad.

Hij parkeerde voor een van de nieuwerwetse Park-O-Meters.

In augustus is het in Oklahoma altijd snikheet. Hij stapte uit zijn auto, veegde zich het zweet van het voorhoofd en las wat hij moest doen. Hij moest een nickel, een muntstuk van vijf dollarcent, in de meter stoppen. Hij zocht even in zijn rechterdan in zijn linkerzak.

Hij vond een paar penny’s, muntjes van 10 en 25 cents en een paar dollars. Geen nickels.

Hij zuchtte en slofte naar de dichtstbijzijnde winkel, een kruidenierszaak, om kleingeld te halen. Toen hij even later weer bij zijn auto kwam, zat er een papiertje op zijn voorruit: een parkeerbon, de eerste parkeerbon uit de wereldgeschiedenis.

Voor de rechtbank legde hij enkele weken later uit hoe hij gewoon naar gepast kleingeld op zoek was geweest. Ook met deze uitleg – een smoes? – was hij een pionier. En de rechter hief de boete op.

nl_NLNederlands