Nylon

Voor hij zijn uitvinding kon zien, nam hij afscheid van dit leven

Wallace Hume Carothers (Burlington, Iowa, 27 april 1896 – Philadelphia, 29 april 1937)

Wallace Hume Carothers, de knapste Amerikaanse chemicus van zijn tijd, schreef in negen jaar laboratoriumwerk een reeks spectaculaire uitvindingen op zijn naam, waaronder ook polymeer 66, de eerste volledig synthetische vezel.

Nog voor de nieuwe stof de naam ‘nylon’ kreeg, maakte hij een einde aan zijn leven. Ook de nylonkous kreeg hij nooit onder ogen. Anderhalf jaar na zijn dood, op 27 oktober 1938, maakte de firma Du Pont de Nemours officieel bekend dat ze een bijzondere stof in huis had.

Op 15 mei 1940 werden in een nooit geziene verkoopstunt vijf miljoen paar ‘nylons’ in de Amerikaanse warenhuizen te koop aangeboden. Duizenden Amerikaanse vrouwen leverden een ware veldslag om een paar nieuwe kousen te bemachtigen, er vielen net geen doden.

In twee uur tijd waren ze uitverkocht.

De Amerikaanse firma Du Pont de Nemours uit Wilmington, Delaware, was een fabrikant van buskruit die zich na de Eerste Wereldoorlog op een hele reeks producten had toegelegd: kleurstoffen, celluloidfilm, synthetische ammoniak, filmmateriaal, industriële alcohol, rayongarens, noem maar op.

De familie Du Pont maakte zich wel zorgen omdat ze al die uitvindingen moest aankopen en er zo weinig uit de eigen laboratoria kwam.

Daarom richtte ze in 1927 een nieuw centrum voor onderzoek op dat niet zonder enige Amerikaanse bombast de naam Purity Hall meekreeg, zodat de geleerden die er werkten meteen met de bijnaam ‘virgins’, maagden, werden bedacht.

DuPont schuimde de universiteiten af op zoek naar de knapste geleerden en ontdekte aan de universiteit van Harvard ene Wallace Hume Carothers, een 31-jarige briljante chemicus van Schotse afkomst.

Carothers was in 1896 geboren in Burlington, Iowa, en had eerder al gedoceerd aan de universiteiten van South Dakota en Illinois. Carothers aarzelde. Hij twijfelde of hij in de in dustrie de vrijheid van onderzoek zou genieten die hij aan de universiteit had.

En hij schreef: ‘Ik lijd aan neurotische aanvallen die mijn krachten ondermijnen, wat in een bedrijf een ernstiger handicap zou kunnen vormen dan waar ik nu werk.’ Charles Stine, de directeur van DuPonts chemisch departement, stelde hem gerust en verdubbelde zijn salaris.

In februari 1928 ging hij aan de slag. Zijn opdracht: koste wat kost nieuwe materialen en producten ontwikkelen. Onder leiding van Carothers staken acht jonge onderzoekers van wal.

Carothers stond erom bekend ‘never to follow the beaten track’, nooit platgetreden paden te bewandelen. April 1930 werd een mensis mirabilis, een miraculeuze maand in de geschiedenis van het industrieel onderzoek.

Van 17 april 1930 dateert de ontdekking van de basis van wat later neopreen zou heten: het eerste kunstrubber. Neopreen was tijdens de Tweede Wereldoorlog van groot militair belang omdat de Japanners de rubbertoevoer naar de Verenigde Staten afsneden.

Zo zat er bijvoorbeeld neopreen in de negentien miljoen banden van Amerikaanse legertrucks die tijdens de Tweede Wereldoorlog ‘in alle werelddelen en jaargetijden’ probleemloos bleven rijden.

Nummer 6-6

Carothers stuurde de acht man met nieuwe inzichten, met suggesties voor nieuwe samenstellingen. Het was zijn vriend en assistent Julian Hill, die twaalf dagen later bij het fenomeen ‘koud trekken’ uitkwam en de basis voor nylon legde.

Carothers zelf was buitenshuis toen zijn medewerkers door de gangen tussen de laboratoria renden, de glanzende chemische draden achter zich aan trekkend. De nieuwe stof loste op dat ogenblik nog in water op, smolt bij een lage temperatuur, ze was nog niet geschikt om kleren te weven.

Geestelijk was Carothers echter niet in balans.

Aan een vriendin schreef hij in die dagen: ‘Het is alsof ik in een draaistoel rondzwier en mijn evenwicht probeer te bewaren door me aan de hoek van een eiken tafel vast te klampen.’ Hij boog zich vreemd genoeg niet over de nieuwe stof, maar over andere kwesties. Hij zette niet door.

Historici zijn van oordeel dat hij alleen in zuiver onderzoek was geïnteresseerd, niet in direct nut. Zijn nieuwe directeur Bolton zette hem echter onder druk, wat zijn geestelijke evenwicht niet meteen bevorderde. Door de Wallstreetcrash verloor ook nog zijn vader zijn baan.

Begin 1934 kreeg hij opnieuw te horen dat hij zich om de nieuwe vezels moest bekommeren. Carothers verfijnde de instrumenten, bedacht tientallen nieuwe verbindingen en zette als grote inspirator zijn assistenten opnieuw aan het werk. Tegen juli 1934 kwam de doorbraak.

Het nieuwe product kreeg de naam 6-6 omdat de twee basischemicaliën elk zes koolstofmolecules bevatten. De stof smolt pas bij 260 graden Celsius en was zes keer sterker dan staal. ‘Dat was een goed moment geweest om “Eureka” te roepen’, schreef hij later niet zonder zelfspot.

Hij trok een paar gram van de nieuwe samenstelling in een injectienaald, stapte er rustig mee naar het kantoor van zijn chef Bolton, boog zich over het bureau van de man en spoot een paar druppels op een stapel documenten die naast de telefoon lagen. ‘Hier is die synthetische vezel van je’, zei hij, keerde zich om en verdween weer.

Even later zakte hij weg in een diepe depressie. Hij had in de jaren tevoren 31 studies gepubliceerd, hij had honderden nieuwe samenstellingen bedacht, de basis voor vijftig nieuwe patenten gelegd. Was hij opgebrand? Hij verloor elke interesse in scheikunde als zodanig.

Directeur Bolton stuurde hem met vakantie naar het Zwarte Woud en zette iemand anders op de afwerking van 6-6.
Julian Hill vertelde later dat Carothers vanaf 1932 altijd een glazen ampul met cyaankali op zak had, kennelijk voor de dag dat hij het leven niet meer zag zitten. Hill: ‘Hij kon ook alle grote scheikundigen uit de geschiedenis opnoemen die zelfmoord hadden gepleegd.’

Niettemin trouwde Carothers begin 1936 met een meisje van vooraan in de twintig, dat hij op de patentafdeling had leren kennen. In april werd hij als eerste industriële scheikundige in de geschiedenis in de nationale academie van wetenschappen opgenomen.

Carothers vond het onzin. In januari 1937 kreeg hij een klap door het onverwacht overlijden van zijn lievelingszus. Op 9 april trof hij de laatste schikkingen voor de patentaanvraag van het 6-6-product. Daags voor zijn 41ste verjaardag, op 26 april, liet zijn vrouw hem weten dat ze zwanger was.

Op de ochtend van 28 april 1937, twee dagen na zijn verjaardag, vertrok hij naar zijn werk.

In het laboratorium kwam hij echter niet aan. Om vijf uur de volgende ochtend arriveerde hij in een hotel in Philadelphia. Een paar uur later signaleerden gasten luid gekreun in zijn kamer. Toen hoteldetectives de deur forceerden, lag Carothers dood op de grond.

Om de bittere smaak tegen te gaan – of om het proces te versnellen, aldus een andere bron – had hij zijn cyaankalireserve met citroensap aangelengd.

Vrienden en collega’s vernamen zijn dood uit de krant. Zijn zelfmoord bracht velen in verlegenheid. Een van zijn collega’s zei: ‘Dit is wat er gebeurt als je een echt creatieve persoon inblikt in een organisatie.

Hij gaat er dood aan.’ Eerder schreef Carothers aan een vriendin: ‘Het probleem is dat mijn ogen en mijn verbeelding veruit mijn krachten overstijgen.’ Carothers liet geen briefje achter. Zeven maanden later werd zijn dochter Jane geboren.

Prijs: 27 miljoen dollar

Voor de ingenieurs van DuPont moest het werk toen nog beginnen. Ze moesten de kunststof in vezels trekken en op klossen te rollen. Hoe kreeg de vezel een beschermlaagje zodat het mogelijk was hem te spinnen; hoe moesten de spinmachines worden omgebouwd?

Intussen werkte het bedrijf koortsachtig aan een fabriek van zeven miljoen dollar om de eerste nummer-66-producten te produceren. De gebouwen stonden volledig overeind, toen de technici nog altijd met de handen in het haar zaten. De eerste kousen kwamen tevoorschijn als een vormeloze massa.

Later werden ze over een soort van leest geschoeid en licht verhit tot ze in hun vorm bleven. Het onderzoek had in elf jaar tijd zevenentwintig miljoen dollar opgeslokt.

Op het terrein waar in oktober 1938 alles in gereedheid werd gebracht voor de New Yorkse wereldtentoonstelling van 1939 kon Charles Stine, de man die Carothers destijds naar DuPont had gesleurd, voor een publiek van 4000 personen het bestaan van de spectaculaire nieuwe, weefbare kunststof bevestigen: ‘Gefabriceerd van de eenvoudigste grondstoffen zoals steenkool, water en lucht, kan nylon worden omgevormd tot draden die zo sterk zijn als staal en zo fijn als het web van een spin.’

Een stormloop in twee etappes

Van februari tot maart 1939 verkocht DuPont vierduizend paar nylonkousen aan het eigen vrouwelijk personeel. Mannen merkten op dat ‘meisjes die bij DuPont werkten trotser liepen en hun hoofd hoger hielden dan andere dames’.

Een tweede partij van vierduizend paar ging in oktober in een uur tijd in een winkel in het plaatselijke Wilmington de deur uit. Op 15 mei 1940 gooide de firma de eerste vijf miljoen paar op de markt. In twee uur tijd waren ze verkocht. De triomftocht van de nylonkous was begonnen.

De toepassing van nylon in honderden andere producten, onder meer in een vast soort plastic, kon beginnen.
De pret van de Amerikaanse vrouwen was van korte duur. In december 1941 bombardeerden de Japanners Pearl Harbor waardoor de Verenigde Staten willens nillens in de Tweede Wereldoorlog verzeild raakten.

In februari 1942 schakelde de complete DuPont-productie over op oorlogsfabricaten, drie jaar lang produceerden ze geen enkele nylonkous meer. De overheid vroeg alle vaderlandslievende vrouwen de nylonkousen in te leveren om parachutes mee te fabriceren.

Filmsterren ontdeden zich publiekelijk van hun kousen om ‘onze jongens’ te steunen. Tijdens de Tweede Wereldoorlog liep 400.000 ton van ‘het nieuwe garen’ in parachutes, touw en tenten.

Na de oorlog, in augustus 1945, gooide DuPont de productie weer om en het hele nylonkousencircus kon van voren af aan beginnen.

De krantentitels logen er niet om: ‘Vrede breekt uit, nylons te koop.’ De New York Times blokletterde: ‘30.000 vrouwen in stormloop op nylons’, de Syracuse Post Standard: ‘10.000 in de rij voor nylons.’ Toen een journalist zestig meisjes in Tulsa vroeg wat ze tijdens de oorlog het meest hadden gemist, antwoordden twintig onder hen: ‘Mannen’, maar de veertig anderen zeiden: ‘Nylonkousen.’

In 1988, op een grote viering ter gelegenheid van de vijftigste verjaardag van nylon, zei Julian W. Hill (1904-1996), Carothers’ vriend en collega van destijds: ‘Ik denk dat het menselijk ras tenonder zal gaan door verstikking in plastic.

Al die vervloekte plastic zakken die ik in mijn vakantieverblijf zie rondslingeren, verschrikkelijk. Ik ben altijd een vogelliefhebber geweest en heb me altijd voor de natuur geïnteresseerd. Maar al de natuurbladen die ik onder ogen krijg, staan vol horrorverhalen.

Als ik rondkijk, zie ik alleen maar stukken plastic. Mijn god, zelfs een hap in een snackbar krijg ik in een doos van plasticschuim toegeschoven.’

Vuile Japanners?

Tweeënhalf jaar lang zocht de leiding van DuPont naar een naam voor het nieuwe product, ongetwijfeld de meest intensieve naamgeving uit de geschiedenis van de wetenschap. Ten einde raad benoemde de directie een vierkoppige commissie die het probleem moest oplossen.

Met polyhexamethyleneadipamide, zoals de stof chemisch heette, kon je geen kant op. Meer dan vierhonderd namen kwamen op tafel: van Amidarn tot Wiralene.

Een van de directeuren had ‘Duparooh’ voorgesteld, een letterafkorting van het zinnetje ‘DuPont pulls a rabbit out of hat’ of ‘DuPont tovert een konijn uit zijn hoge hoed’.

Iemand dacht aan ‘Wacara’, naar de naam van de uitvinder. Op de laatste zitting van de naamcommissie, enkele uren voor de eerste persconferentie, ontstond een spelletje met letters. Uitgangspunt was het woord ‘norun’, letterlijk ‘geen-ladders’.

Nu ja, dat was een belofte die het bedrijf niet kon waarmaken.

Achterstevoren leverde dat ‘nuron’ op. Na nog een paar uur vergaderen veranderde iemand de midden-r in een l. ‘Nulon’ zat dan weer te dicht bij een bestaand merk en het kon verkeerd als ‘newlon’ gespeld worden.

Stopte je een ‘i’ in plaats van de ‘u’, dus ‘nilon’, dat kon je de verkeerde spellingen ‘nil-lon’, ‘nee-lon’ of ‘nigh-lon’ krijgen. Zo kwam ‘nylon’ tevoorschijn. In ‘nylon’ kon de hele commissie zich vinden, de knoop was doorgehakt.

De VS konden het plots stellen zonder Japanse zijde, een belangrijk Japans exportproduct.

Zo kwam het dat in Japan officieel geloof werd gehecht aan het verzinsel dat nylon een letterwoord was voor ‘Now You, Lousy Old Nipponese’, vrij vertaald: ‘Nu is het aan jullie, vuile, oude Japanners.’ Een verhaal dat de Japan Times afdrukte en dat de vicepresident van DuPont inderhaast in een brief aan de Japanse bond van zijdeproducenten officieel moest ontkennen.

En nylon stond al evenmin voor een afkorting van (N)ew (Y)ork – (Lon)don.

nl_NLNederlands