Neon

Het ‘vloeibare vuur’ dat het beeld van de stad totaal veranderde

Georges Claude (Parijs, 4 september 1870 – Saint-Cloud, 23 mei 1960)

Hoe de zoon van een Franse, tegen officieel onderwijs gekante leraar, lucht vloeibaar maakte, het neonlicht uitvond alsook een krachtige bom vervaardigde waarmee hij eigenhandig boven België bijna de Duitse keizer van het leven beroofde.

Hoe hij er een fortuin doorjoeg om een idee van Jules Verne te verwezenlijken en daarna in de ban van Hitler geraakte.

Zodat een rechter hem naderhand tot levenslang veroordeelde, waarna hij in de cel zijn vak – het uitvinden – gewoon voortzette, waarmee hij de indruk wekte niet goed bij zijn hoofd te zijn en na drie en een half jaar, op zijn tachtigste, op vrije voeten kwam.

En nog tien jaar met uitvinden doorging.

‘I smelled Los Angeles before I got to it. It smelled stale and old like a living room that had been closed too long. But the colored lights fooled you. The lights were wonderful. There ought to be a monument to the man who invented neon lights. Fifteen stories high, solid marble.

There’s a boy who really made something out of nothing.’ Detective Marlowe, filosoferend in The Little Sister (1949) van Raymond Chandler Parijs, 26 juni 1945.

Voor de rechtbank zegt een getuige over de beklaagde: ‘Hij heeft de mentaliteit van een uitvinder, en die staat dicht bij de mentaliteit van een paranoialijder, zo blijkt uit zijn beoordelingsfouten, zijn geëxalteerde persoonlijkheid, zijn trots en ijdelheid, zijn sociaal onaangepast gedrag.’

Omdat hij kennelijk stokdoof is, draagt de beklaagde een ingewikkeld hoorapparaat dat hijzelf heeft uitgevonden. Maar het werkt niet goed. Als de jury het verdict uitspreekt, zegt hij: ‘Eh?’ De voorzitter roept nog luider. Maar de oude man hoort geen steek. Ten slotte brengt zijn raadsman zijn lippen aan het oor van de beklaagde en schreeuwt: ‘Levenslang!’ De oude man knikt. Triest met zijn hoofd schuddend wordt hij weggeleid.

Zo eindigde kort na de Tweede Wereldoorlog de spectaculaire loopbaan van Georges Claude, ‘de Franse Edison’, uitvinder van het neonlicht, de man die lucht op industriële schaal vloeibaar wist te maken, de bedenker van thermische energie, een techniek die in tijden van energiecrises wereldwijde aandacht krijgt.

Hoewel in steden zoals Tours, Rouen, Aix-en-Provence en Montpellier een straat naar hem is genoemd, is de scheikundig ingenieur Georges Claude in Frankrijk nauwelijks nog bekend. Hij maakte wel degelijk ‘iets van niets’, zoals detective Marlowe filosofeert.

Een ‘monument’ voor Claude, zoals Marlowe dat argeloos vraagt, is in heel Frankrijk niet te vinden. Zijn veroordeling wegens hoogverraad was daarin zeker bepalend.

Het gezin Claude kwam uit Lotharingen en was tijdens de oorlog van 1870, toen Duitsland Lotharingen inlijfde, naar Parijs gevlucht. Vader Eugène was een leraar en uitvinder die met hard werken onderdirecteur van de prestigieuze glasblazerijen van Saint-Gobain was geworden.

Hij verbood zijn zoon naar school te gaan en onderwees hem zelf. Zo goed deed hij dit, dat de jonge Georges al op zijn zestiende tot de Ecole Supérieure de Physique et de Chimie Industrielle werd toegelaten.

Hier studeerde hij onder leiding van de bekende fysicus Arsène d’Arsonval, met wie hij tot aan diens dood in 1940 bevriend zou blijven. De passies van d’Arsonval zouden die van Claude worden.

Na zijn doctoraal in 1891 werkte hij in tal van elektriciteitsbedrijven en ’s nachts boog hij zich over chemische kwesties die op dat ogenblik aan de orde waren. In Duitsland hadden chemische bedrijven zoals BASF, Bayer en Hoechst een spectaculaire groei gekend.

Frankrijk was achterop. Claude gooide zich in de wedloop. De nieuwe industrie had grote nood aan zuurstof, maar die was erg duur.

Kon het goedkoper? Kort voor de eeuwwisseling werkte hij aan een procedé om lucht vloeibaar te maken en vervolgens de verschillende componenten te scheiden, met name in zuurstof en stikstof en edelgassen zoals neon, xenon en krypton, alle drie pas in 1898 ontdekt.

Ook stikstof was commercieel interessant, zowel om kunstmeststof als om springstof aan te maken. Springstof? De Fransen wisten dat ze de verloren gebieden van Elzas-Lotharingen nooit op vreedzame wijze van Duitsland terug zouden krijgen.

In 1902 beschreef Georges Claude in zijn dagboek het moment waarop hij voor het eerst lucht vloeibaar maakte: ‘Vandaag, 25 mei, is het een zondag, maar ik kon in deze omstandigheden geen rust nemen.

Door een gelukkig toeval verbond ik een eenvoudige buis van 2 centimeter doorsnee en 1 meter lang met de uitlaat van een expansievat en sloot het andere einde af met een kraan. Ik vulde ze met de gekoelde gecomprimeerde lucht van de drukverlager.

Dan, bevend van verwachting op dit moment suprême, startte ik de machine. Na even bang afwachten begon de kostbare vloeistof te lopen. Eindelijk.’

Vanaf mei 1899 had zijn studiegenoot Paul Delorme al een syndicat opgezet om bij vrienden en familieleden fondsen te verzamelen om Claudes experimenten financieel te ondersteunen.

Vierentwintig onder hen – ook Claudes vader Eugène was erbij – stichtten op basis van Claudes uitvindingen op 8 november 1902 de firma Air Liquide. Delorme werd voorzitter en leidde de commerciële activiteiten, Claude het onderzoek.

Op 23 april 1905 produceerde hij zijn eerste 280 kubieke meter van 97 procent zuivere zuurstof.

Bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog had het bedrijf fabrieken in Parijs, Lyon, Rijsel, Nantes, Marseille en Exincourt en dreef het handel met tien landen (met België vanaf 1906, met Nederland vanaf 1913).

Vandaag de dag is Air Liquide een multinational, wereldleider inzake de productie van industriële en medische gassen, een miljardenonderneming met meer dan 36.000 werknemers in 70 landen.

Tijdens de Eerste Wereldoorlog leverde Air Liquide op grote schaal desinfecteermiddelen aan de militaire hospitalen en tegelijk gifgassen voor de krijgsvoering. Claude was in zijn sas: hij bedacht een kanon dat met luchtcompressie werkte, een systeem om artilleriestellingen met geluid te detecteren en zijn ‘bombe Claude’, een brandbom om vanuit de vroege vliegtuigen de vijand te bestoken. De krijgsmacht benoemde de uitvinder tot luchtmachtkapitein. Hij kreeg een eskader toegewezen en hielp zelf – met de hand, zoals toen gebruikelijk was – vijandelijke linies te bombarderen. In september 1915 miste Claude boven het Belgische Tielt naar eigen zeggen op een haar na de Duitse keizer Wilhelm II. Bijna had hij in z’n eentje de Eerste Wereldoorlog een andere wending gegeven. Maar het verliep anders. Nadat een voorraad van zijn bommen te vroeg ontplofte, waarbij twintig Franse militairen het leven lieten, zetten de generaals het experiment stop. Zeer tot ongenoegen van de uitvinder.

Een fascinerend afvalproduct Nadat de Britse chemicus Sir William Ramsay, de ontdekker van al die edelgassen, in eigen persoon bij hem vloeibare zuurstof had besteld, begon Claude zich voor die gassen, voor hem een afvalproduct, buitengewoon te interesseren.

Stopte je bijvoorbeeld neon in een glazen buis en joeg je er elektriciteit door, dan verkreeg je een nooit geziene rode kleur. Dat was in 1907. Via zijn vader bij Saint-Gobain had hij een uitstekend contact met glasblazers.

Op 7 maart 1910 vroeg hij patent aan en toen op 3 december 1910 in het Grand Palais nabij de Champs-Elysées het twaalfde Autosalon openging, had Claude op de voorgevel twee van zijn neonbuizen aangebracht, 45 mm doorsnee en elk 11 meter lang.

‘Ik deed het werk zelf’, schrijft hij in zijn memoires. Een jaar later verlichtte hij op dezelfde manier de Saint-Ouenkerk van Rouen ter gelegenheid van het ‘millénaire normand’ aldaar.

Claude was wel teleurgesteld dat het licht niet van die aard was dat je erbij kon lezen, dat het niet geschikt bleek voor gebruik binnenshuis. De reclameman Jacques Fonseque, werkzaam bij het verlichtingsbedrijf Paz et Silva, overtuigde hem van de publicitaire mogelijkheden.

In 1912 verschenen op de boulevard Montmartre nummer 14 (nu het Hard Rock Café) bij een kapper de letters ‘Le Palace Coiffeur’ boven de deur. Datzelfde jaar ook nog een reclame van Cinzano – alleen de zeven letters – een meter hoog op het dak van Boulevard Haussmann nummer 72.

Claude kocht zich in bij Paz et Silva, dat voortaan Claude, Paz et Silva ging heten, om de ontwikkeling op de voet te volgen. Met andere edelgassen kon je andere kleuren opwekken, zo bleek.

Neon gaf rood licht, argon met een tikkeltje kwik leverde blauw op, helium geel, krypton wit met een paarse tint en xenon witblauw licht. Hoewel de techniek op dat ogenblik nog buitensporig duur was, telde Parijs bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog circa 150 neonreclames.

Cuba en Brazilië

In het begin van de jaren twintig begon Claude – inmiddels beroemd en steenrijk – met het ontwikkelen van een oud project van zijn leraar d’Arsonval, namelijk dat van de Oceanische Thermische Energie Conversie (OTEC),
een techniek om elektriciteit op te wekken op basis van het temperatuurverschil tussen het oppervlaktewater en de diepere lagen van de oceaan. D’Arsonval had het idee uit 20.000 mijlen onder zee van Jules Verne. En Claude was een absolute erne-bewonderaar.

In 1928 deed hij aan de oever van de Maas in Ougrée bij Luik een eerste oefening waarbij hij koelwater van de hoogovens van 33 graden en Maaswater van 13 graden gebruikte. En het werkte.

Met zijn privéjacht Jamaica trok hij erop uit om ergens ter wereld een geschikte plek te vinden om een stad van elektriciteit te voorzien. Hij vond die in de baai van Matanzas, 60 kilometer ten
oosten van Havana. Centraal hierbij stonden reusachtige pijpleidingen met een doorsnee van twee meter waarmee het koude water uit grote diepte moest worden opgepompt. Een monsterproject. De werkzaamheden begonnen in het voorjaar van 1929.

Drie keer – voor het laatst in juli 1930 – spoelden de buizen in de oceaan.

Soms door slechte communicatie – had hij maar walkietalkies gekend, aldus een hedendaagse commentaar – meestal door het slechte weer of door wilde stromingen. Soms verdacht hij mensen ook wel van sabotage: de paranoia van de uitvinder.

Hoewel Georges Claude na de eerste poging zijn steunfondsen (40 miljoen Franse franc) al had opgebruikt, ging hij nog twee keer met eigen financiële middelen door. Op het einde had hij wel degelijk door middel van een lagedrukturbine 22kW opgewekt, voldoende om 40.500 lampen te doen branden.

Hij had bewezen dat het kon. Geld kon voor een uitvinder van wereldniveau nooit een hindernis zijn, dus vatte hij meteen het plan op om voor de kust van Santiago de Cuba opnieuw van start te gaan. Hij zocht daarvoor 3 tot 4 miljoen dollar, een nieuw fortuin.

Vanwege de Wall Streetcrash van oktober 1929 kon geen mens dat nog financieren.

Georges Claude gaf niet op. In 1933 kocht hij in Duinkerke La Tunisie, een vrachtschip van 10.000 ton, en liet het voor zijn thermische-energie-project vertimmeren. Vijfhonderd man was daar een jaar mee bezig. In oktober 1934 kon het voor de kust van Rio de Janeiro afmeren.

Vanwege de weersomstandigheden begon Claude pas in februari met de werkzaamheden. Een reeks felle aardbevingen vernielde op zeker ogenblik een deel van het werk. Door de vertragingen kon Claude de kosten – het schip telde 80 bemanningsleden – niet meer dekken.

Om zijn patenten te beschermen bracht hij eigenhandig met dynamiet het schip tot zinken. Geen wonder dat in Frankrijk zowel wetenschappers als hoge ambtenaren bij Claudes megalomane projecten grote vraagtekens zetten.

Was de man wel goed bij zijn

hoofd? Of joeg hij een dwaze jongensdroom uit de boeken van Verne na? Hoe dan ook bestaat voor de thermische technieken van Claude – de Claude-cyclus – vandaag in de hele wereld meer belangstelling dan ooit.

Het concept is bijzonder geschikt voor energievoorziening op eilanden in warme zeeën en in ontwikkelingslanden in de tropen.

Neonlamp wordt tl-buis

Het neonlicht maakte ondertussen, in de jaren twintig en dertig, een steile opmars. Voordelen genoeg.

Je kon het licht goed zien bij slechte weersomstandigheden, de lampen gingen niet stuk, het elektriciteitsverbruik was laag, je kon de buizen mooi buigen, er als het ware tekeningen mee maken en de speciale kleuren hadden een fascinerend effect. Ene Earle C.

Anthony, een Packard-autohandelaar uit Los Angeles, ontdekte het nieuwe licht in 1923 bij een bezoek aan Parijs. Hij liet twee identieke lichtreclames met de letters Packard ‘buigen’ voor een bedrag van 24.000 dollar, de prijs van een klein huis, en nam ze mee naar Californië.

De Packard-reclame – in blauwe letters met een oranje rand er omheen – deed het verkeer op de Wilshire Boulevard in L.A. gewoon stilvallen, zo groot was de verbazing.

Ook Anthony zelf was een fenomeen: hij stichtte in 1922 een van de eerste radio-omroepen en ging de geschiedenis in als de inspirator van de Golden Gate Bridge en oprichter van het Greyhound-autobusbedrijf. Een gedroomde promotor van het futuristische neonlicht.

Moet het gezegd dat de Amerikaanse cultuur het neonlicht tot een oer-Amerikaanse substantie ‘omboog’? Symbool van de Amerikaanse dynamiek en vooruitgang? Tegen 1927 telde alleen New York al 750 neonreclames.

Art-decobioscopen pakten over het hele land uit met grandioze, sexy, vuurwerkachtige curven. Tweeduizend neonlichtfabriekjes, met samen vijfduizend glasbuigers, verspreidden zich over het land.

Vooral de internationale tentoonstellingen van de jaren dertig – Chicago in 1934, Brussel in 1935, Parijs in 1937, New York in 1939 – probeerden elkaar in neonverlichting te overtreffen. Over de verspreiding van het bijzondere licht in steden zoals Las Vegas zijn aparte studies verschenen.

Georges Claude had overigens in 1915 al in de Verenigde Staten patent op zijn neonbuizen genomen. In de loop der jaren droeg hij de behartiging van alles wat met neon te maken had over aan André Claude, een zoon van zijn broer.

Onder de naam ‘Claude Néon’ verkochten de Claudes hun licenties over de hele wereld. Claude-Neonfirma’s bestaan nog onder diezelfde naam onder meer in de Verenigde Staten, Australië en Zuid-Afrika.

In Nederland waren het de gebroeders Haaxman, ook een bedrijf dat nog altijd actief is, die in 1922 in een kist de eerste kostbare lichtreclame van Parijs naar Nederland transporteerden.

In de jaren dertig barstte in de westerse wereld een ware patentenoorlog los rond wat vandaag de gewone tl-buis is, de logische opvolger van de neonbuis. Tl staat voor ‘tube luminescent’. Ze werkt met een fosforbekleding. Ook daarin probeerden de Claudes een sterke rol te spelen.

Claude, Paz et Silva bracht in 1937 de eerste gestandaardiseerde tl-buis op de markt.

Georges Claude bleef de grote ideeënmachine die hij altijd was geweest: hij ontwikkelde een kunstdiamant, een techniek om (met geluid) op zee verloren vliegtuigen op te sporen of zette een project op om goud uit de Dode Zee te halen of de Sahara te bevloeien.

Hij schreef, gaf lezingen, publiceerde boeken. ‘Hij leefde om uit te vinden en vond uit om te leven’, aldus zijn biograaf. Maar hij liep ook grote teleurstellingen op.

Hij kreeg met zijn werk nooit nog de aansluiting met de militaire top die hij in de Eerste Wereldoorlog had gekend; en dat zat hem dwars. Hij had een nieuw, veel efficiënter en goedkoper procedé ontwikkeld om ammoniak onder hoge druk te synthetiseren.

Het Franse leger koos vreemd genoeg voor de klassieke Duitse methode. Claude zag dit als verraad aan de Franse wetenschap. In 1929 schreef hij een boek om dit aan te klagen. Hij voelde zich door de overheid in al zijn projecten te weinig gesteund.

En hoewel hij met Air Liquide en met zijn neonbedrijf fortuinen verdiende, zat hij financieel altijd krap.

Die officiële tegenstand had hij ten dele zelf in de hand gewerkt door zijn openlijke sympathie voor de Action Française: een monarchistische, autoritaire, rechts georiënteerde partij die fel oppositie voerde tegen de Derde Republiek.

In de parlementsverkiezingen van 1928 trok hij als kandidaat door zijn kiesdistrict met een vrachtwagen vol laboratoriumspullen waarmee hij in zalen en zaaltjes – voor gewone burgers en boeren – chemische proeven demonstreerde. ‘Met behulp van de wetenschap kun je dit land welvaart brengen’, was zijn boodschap.

En Georges Claude voelde zich de incarnatie van die wetenschap. Ondanks al zijn enthousiasme en inzet werd hij door de communistische tegenkandidaat verslagen. Ook dat verbitterde hem zeer.

Landverraad

Toen de Duitsers in 1940 Frankrijk binnenvielen, schaarde de Action Française – nochtans sterk Frans nationalistisch – zich achter maarschalk Pétain, de leider van het collaborerende Vichyregime. Dat lijkt niet logisch, maar het was in hun ogen de keuze voor het kleinste kwaad. Ze wilden een nieuw Frans koninkrijk en zagen meer heil in een militaire leider als Pétain dan in de door hen zo gehate Derde Republiek met haar Volksfront van socialisten en communisten. Later gingen prominente leden van de Action Française toch in het verzet, maar Georges Claude werd Pétains topadviseur voor wetenschapskwesties en hij bleef de nazi’s steunen. Tot het bittere einde. Hij kende even een inzinking toen de geallieerden eind 1942 in Noord-Afrika landden. Met een forse dosis strychnine probeerde hij een einde aan zijn leven te maken.

Voor het overige hield hij in stad en land lezingen over de verdiensten van het nationaalsocialisme (‘op eigen kosten’, stond in de aanklacht).

Zelfs nog in juli 1944, toen de geallieerden al in Normandië waren geland en naar Parijs opmarcheerden, ondertekende Georges Claude een petitie die vroeg om verzetslieden nog harder te straffen.

Dit deed hem de das om. Op 26 juni 1945 kreeg hij wegens hoogverraad levenslang. Ongeveer tegelijkertijd kreeg de directeur-generaal van Air Liquide, het bedrijf dat ooit op basis van Claudes uitvindingen was opgericht, de hoogste onderscheiding voor zijn verzetsactiviteiten.
Vanuit zijn cel probeerde Georges Claude een patent te nemen op een techniek om met een reusachtige pomp vis uit het zeewater rechtstreeks in een schip te zuigen en met vloeibare lucht meteen in te vriezen.

‘Alleen eenvoudige oplossingen zijn het overwegen waard’, zei hij ooit in een interview. Zijn advocaat signaleerde dat hij hem in zijn cel vaak voor het raam zag staan met een pot vol water en vreemdsoortige meetinstrumenten. Hij weigerde te zeggen wat hij uitvoerde.

Begin 1950 kwam Claude op grond van ‘geestelijke verwarring’ weer op vrije voeten. Hij was inmiddels bijna 80 en bezat volstrekt niets meer, al zijn bezittingen waren verbeurd verklaard. Claude leefde nog tien jaar en stortte zich opnieuw op ‘zijn’ thermische energie.

In 1955 overleed al te jong zijn geliefde neef André Claude, de man die voor hem het neonproject had uitgewerkt en wereldwijd verspreid. In 1957 publiceerde hij zijn memoires, Ma vie et mes inventions.

George Claude had vooral gewerkt met grondstoffen die gratis waren: oceaanwater en lucht. Dat maakt hem modern, eigentijds. Neon zit gewoon in de lucht en is ook niet atmosfeervervuilend. ‘There’s a boy who really made something out of nothing’, schreef Raymond Chandler in 1949.

Hij kon niet weten hoe dicht hij bij de waarheid zat.

In zijn jonge jaren was Claude ‘un véritable colosse’ geweest, ‘grand, blond, les yeux très clairs’. Opgebrand door zijn tomeloze energie en vermalen door de oorlog eindigde hij als ‘een bevende, witharige, oude man’.

Maar zijn bedrijven, zijn neonbuizen en zijn ideeën zijn er nog altijd.
(Zie ook: ledlicht)

De schrijver Jules Verne (1828-1905), pionier in het sciencefictiongenre, heeft op vele generaties Franse ingenieurs en geleerden zeer inspirerend gewerkt.

Op Alexandre Gustave Eiffel (1832-1923) bijvoorbeeld, de constructeur van de Eiffeltoren, op de autobouwer André Citroën (1878-1935) en ook op Arsène d’Arsonval (1851-1940), leraar van Claude.

Van Georges Claude zelf is de uitspraak: ‘Jules Verne, c’est lui qui m’a donné le goût de la science.’

Voor het boek Des anticipations de Jules Verne aux réalisations d’aujourd’hui van A. Jacobson en A. Antoni schreef Georges Claude in 1930 het voorwoord. De onderwerpen zee-energie en vloeibare gassen vormen in dit werk elk een hoofdstuk.

Claude wist perfect aan welke ideeën uit Vernes boeken hij werkte. D’Arsonval ontwikkelde in 1881 het OTEC-idee naar aanleiding van een passage uit 20.000 mijlen onder zee (1869). Hij was evenwel een academicus, een theoreticus. Claude een doener, een uitvoerder.

Vandaar dat hij in 1928 in Ougrée bij Luik, aan de oevers van de Maas, als eerste het OTEC-principe uittestte en er achteraf mee naar Cuba en Brazilië trok.

Hoofdstuk 12 in 20.000 mijlen onder zee is volledig aan elektriciteit gewijd.

Kapitein Nemo legt aan professor Aronnax uit: ‘J’aurai pu, en effet, en établissant un circuit entre des fils plongés à différentes profondeurs, obtenir de l’électricité par la diversité des températures qu’ils éprouvaient.’ In een oudere Nederlandse vertaling: ‘Ik zou bijvoorbeeld electriciteit hebben kunnen verkrijgen door de verschillende temperaturen, welke metaaldraden ondervinden, als ik ze op verschillende diepten indompel.’

Even verderop klinkt overigens ‘air liquide’ door als kapitein Nemo vertelt: ‘Wanneer de electriciteit mij niet al de noodige zuiver lucht verschaft, dan brengt zij toch pompen in beweging, welke de lucht in een vergaarbak te zamen perst.’
Jules Verne op zijn beurt was geïnspireerd door de ontdekking van het thermo-elektrisch effect door Thomas Seebeck (1770-1831) in 1821 waarbij de overgang tussen twee metalen een elektrische spanning produceert wanneer het aan een temperatuurverschil wordt blootgesteld.

(Zie ook: luchtfotografie)

nl_NLNederlands