Loopschoenen

Het eerste paar maakte de jonge bakker voor zichzelf

Adi Dassler (Herzogenaurach, Beieren, 3 november, 1900 – 6 september, 1978)

Adi Dassler werd als Adolf Dassler in 1900 geboren in Herzogenaurach in Frankenland, het noorden van Beieren. Het stadje stond vooral bekend om zijn productie van vilten pantoffels. De grootste fabriek telde meer dan zevenhonderd werknemers. Een van hen was Christoph Dassler, Adolfs vader.

Vader Dassler had al een van zijn zonen als schoenmaker laten opleiden en stond erop dat Adolf het bakkersvak leerde.

Volgens de familielegende moest de jonge Adolf vanaf zijn vijftiende elke nacht om kwart over twee bij de bakker aan het werk en had hij werkdagen van achttien uur. Misschien is dit wel overdreven, maar echt aangenaam kan het niet zijn geweest. Moeder Dassler verdiende wat extra als wasvrouw en de jongens moesten na hun dagtaak het gewassen goed naar de klanten brengen. Tijdens het weekeinde deden de Dassler broers veel aan sport: ze speelden voetbal, renden door het bos en hadden zelfs een hockeyteam dat in de win ter op de plaatselijke vijver hockey speelde. Dasslerbiografieën laten zien hoe de kleine gespierde Adolf hockey speelt, door het lint rent of hoogspringt. Hij maakte ook enige naam als midvoor. Hij ging mit dem Kopf durch die Wand, zo heette het, hij was niet te stuiten.

In oktober 1917 moest Adolf in militaire dienst, hij werd naar het Belgische front aan de IJzer gestuurd. Toen hij twee jaar later weer in Herzogenaurach arriveerde, wilde hij van het bakkersvak niet meer weten. Hij wilde schoenen maken, zoals bijna iedereen in het stadje.

In de waskeuken van zijn moeder, twintig vierkante meter groot, ging hij in 1920 van start. Zijn vader, nog altijd aan het werk in de schoenenfabriek, leverde de nodige kennis.

In het Adidasmuseum is nog altijd de eerste machine te zien: een soort van fiets waarvan de trappers een vliegwiel in beweging brachten dat op een leerfrees was aangesloten. Elektriciteit was er nog niet in moeders waskeuken.

De jonge Adi Dassler als atleet Een van zijn eerste producten was een paar loopschoenen voor zichzelf, met spikes die een bevriende smid voor hem had vervaardigd. Op grote schaal zou hij die schoenen pas vanaf 1926 produceren, 223 gram zwaar, en nog altijd met de hand gesmede spikes.

In 1923, een jaar van diepe inflatie in Duitsland, ging de grootste fabriek van Herzogenaurach dicht. Het stadje telde prompt meer dan zeventig procent werklozen, het hoogste cijfer van heel Duitsland. Maar Adolf ging het voor de wind, hij maakte 3557 rijksmark winst.

Het werd tijd dat iemand de zakelijke kant van het bedrijf ging behartigen. Zijn oudere broer Rudolf diende zich aan. Adolf was een stille, zwijgzame man; Rudolf een spraakwater, iemand die de klanten makkelijk voor zich kon winnen.

De verkoop steeg, net zoals de winst, en de Dasslers konden snel twaalf man te werk stellen. Adi reed in die dagen trots met een Triumph-motorfiets door de straten. Rudolf had al een Mercedes-tweezitter.

In 1928, het jaar van de Olympische Spelen in Amsterdam, kwamen achtduizend paar voetbalen loopschoenen uit de ateliers van de Dasslers. Adi had het gewicht van de loopschoen dan al gereduceerd tot 153 gram, een sensatie. De helft van de Duitse atleten in Amsterdam droeg Dassler-schoeisel.

Jammer genoeg behaalde geen van hen een medaille.

Ondanks de Wall-Streetcrash einde 1929 ging het succes van de Dasslers door. Tegen 1932 besefte Adi dat hij te weinig opleiding had en trok hij voor een jaar naar een technische school voor schoenmakers in Pirmasens.

Hij leerde er als 32-jarige schoenen maken van nul af aan, snijden, stansen en naaien. Hij leerde er zowel bergschoenen als fijne dameslaarsjes verzolen. En kreeg lessen in boekhouden, leerlooien, anatomie en orthopedie.

Bovendien werd hij er verliefd op Käthe, de zestienjarige dochter van de plaatselijke leestenmaker. Ze trouwden in 1934.

De Olympische Spelen van Berlijn naderden. Hij werkte van vijf uur in de ochtend tot tien uur ’s avonds. Berlijn moest de doorbraak worden. Jesse Owens liep in de kijker.

Owens mocht alleen met Adi’s schoenen lopen, vond hij. ‘Wat zal Hitler daarvan zeggen?’, vroeg zijn omgeving zich af, omdat Owens nu eenmaal een zwarte atleet was. Maar Adi zei: ‘Sport is mijn politiek.’

Hij maakte voor Owens sprintschoenen uit bruin handschoenenleer met zes spikes, met alleen de neus en hiel licht versterkt. Ze zaten aan de voet als een tweede huid, aldus Adi, en Owens was opgetogen.

Hij won met Adi’s schoenen vier gouden medailles, de 100 meter en 200 meter, het verspringen en de 4 x 100 meter horden. Alle Duitse atleten droegen Dassler-schoenen. En Hitler boog het succes van Owens om in een reclamestunt voor zichzelf.

De Tweede Wereldoorlog brak uit en de twee Dasslers moesten weer in militaire dienst. De nazi’s vorderden hun fabriek op voor militaire doeleinden. Toen Rudolf later uit krijgsgevangenschap terugkeerde, zetten de Amerikanen hem ter plaatse opnieuw gevangen.

Na zijn vrijlating bleek het tussen de twee broers niet meer te boteren. Wat volgde ‘is een van de donkerste episoden uit de geschiedenis van de familie’, aldus een biograaf. De twee broers waren van elkaar vervreemd geraakt, heette het.

Niemand heeft ooit geweten wat de aanleiding was tot de kloof die tussen de zwijgzame Adi en de spraakzame Rudolf ontstond. De inwoners van Herzogenaurach hielden het erop dat een vrouw in het spel was. Hoe dan ook hakten ze het bedrijf in twee stukken.

Rudolf betrok een gebouw anderhalve kilometer verderop en kreeg de verkopers mee. Blijkbaar kozen de arbeiders voor Adi.

Adi noemde zijn firma Adidas en voerde het inmiddels vermaarde logo met de drie strepen in. Rudolf noemde zijn firma Puma met het lenige dier als merkteken. De centrales van de twee firma’s staan er vandaag nog altijd.

Zonder hun haat en diepe rivaliteit waren de twee firma’s misschien nooit zo groot geworden. Op het hoogtepunt, in het midden van de jaren tachtig, had Adi 40.000 man in dienst en rolden uit zijn fabrieken dagelijks 280.000 paar schoenen.

Het altijd kleinere Puma telde toen 15.000 man en leverde dagelijks niet minder dan 200.000 paar af. Nooit zouden de twee broers nog met elkaar spreken, ook niet die merkwaardige dag op een lederbeurs in Keulen toen ze met hun tweeën onverwachts samen in een lift stonden.

Het leven na de oorlog was niet makkelijk. Boeren kregen schoenen in ruil voor worst, spek en ham. En die kon Adi ruilen bij de lederfabrikant. De eerste zolen waren vervaardigd met het bekledingsrubber van Amerikaanse brandstoftanks. Voor het WK-voetbal van 1954 in Bern ontwierp Adi voor de ‘Mannschaft’ schoenen waarvan je de noppen kon losschroeven en bijstellen. Hij ging als technisch adviseur mee naar het WK en stelde tijdens de pauze van de finale alle schoenen nog eens bij. De Duitsers werden wereldkampioen. En de media riepen het kleine, onbekende mannetje dat op alle foto’s stond, uit tot ‘de schoenmaker van de natie’.

Adi mocht tevreden zijn, maar hij bleef als een bezetene doorwerken. Altijd op zoek naar verbeteringen en aanpassingen. Tijdens zijn leven zou Adidas meer dan 700 uitvindingen, verbeteringen en modellen laten patenteren.

Al wie in de sport iets voorstelde was op de villa in Herzogenaurach welkom, Käthe ontving ze als een koning of koningin. De gastvrijheid van Adi Dassler was legendarisch.

Käthe legde de atleten – en ook de sportbonzen – in de watten, Adi liet ze op een speciale testbaan rondjes lopen of springen tot ze erbij neervielen. ‘Adi geeft een mens geen rust’, klaagden ze.

Als een hordeloopster zei dat ze bij het nemen van de hordes met nieuwe spikes makkelijk bleef haken, dan kreeg ze licht afgeronde spikes.

Op zekere dag zag Adi op televisie plotseling een hoogspringer die ruggelings over de lat vloog. Dat was een uitdaging. Schoen na schoen stuurde hij naar de Amerikaan Dick Fosbury met een spike-inplanting die hem toeliet voor het afstoten bliksemsnel te draaien.

Fosbury haalde met zijn legendarische ‘flop’ in 1968 in Mexico met een sprong van 2,24 meter een gouden medaille en reisde speciaal naar Herzogenaurach om Adi te danken.

Samen met het bedrijf groeide in de jaren zeventig de spectaculaire popularisering van de sport. Adi mocht het allemaal meemaken. Hij overleed in 1978. Zijn enige zoon Horst nam het roer over. Horst was uitzonderlijk knap in het leggen van relaties in de sport op wereldniveau.

Kort voor zijn vroege dood in 1987 gaf hij nog te kennen dat hij graag voorzitter was geweest van het Internationaal Olympisch Comité. Van de technische basis, van het denken van Adi was het bedrijf toen al verwijderd geraakt.

Adi’s vier dochters deden de miljardenonderneming in 1990 van de hand.

nl_NLNederlands