Instantnoedels

‘Goede smaak is een universele taal’

Momofuku Ando (Chiayi, Formosa, 5 maart 1910 – Osaka, 5 januari 2007)

‘Het is als een droom’, zei de 95-jarige Momofuku Ando op een persconferentie eind juli 2005 in zijn noedelmuseum in Ikeda, bij Osaka.

Het ruimteveer Discovery bevond zich op dat ogenblik in de ruimte, niet alleen met de Japanse kosmonaut Soichi Noguchi aan boord, maar voor het eerst ook met space ramen, ruimtenoedels.

De stokoude heer demonstreerde voor de camera’s even hoe je ze hoorde te nuttigen, al slurpend dus, en zei: ‘Precies wat het zijn moet. Ik zou zelf ook nog wel de ruimte in willen.’ Voor de uitvinder van de instantnoedels en de cup noodles was het een feest.

In de marge van de Discoverymissie hield de typisch Japanse snelle hap in die dagen heel het land in de ban.

Het idee kwam van Momofuku Ando zelf. Sinds 2001 waren tien experts uit zijn laboratoria aan het werk geweest om samen met het Japanse ruimtevaartagentschap noedels te ontwikkelen die aan de NASA-standaard beantwoordden. Je mocht het water niet boven de zeventig graden verhitten.

Bovendien was het niet de bedoeling dat soep en noedels door de cabine vlogen. Ook hoorde de smaak iets krachtiger te zijn omdat de smaakpapillen in de ruimte kennelijk verzwakken. Het wonderbaarlijke resultaat kon je bij zwaartekracht nul zowel met een vork als met stokjes eten.

Vier smaken kwamen uit de bus, die van sojasaus, miso (een andere smaakmaker op basis van sojabonen), kip en varkensvlees. Om die laatste had Noguchi speciaal gevraagd. De ‘ruimtenoedels’ waren voor Ando de kroon op het werk.

Zijn bedrijf verspreidt onder het motto ‘Goede smaak is een universele taal’ elk jaar vier miljard porties noedels over de wereld en heeft een omzet van 3 miljard dollar.

Het noedeltijdperk van Ando is maar een van zijn vele levens geweest. Momofuku Ando werd op 5 maart 1910 uit Japanse ouders geboren op het door Japan in 1895 ingepalmde Formosa (nu Taiwan).

Zijn ouders overleden allebei toen hij nog een kind was zodat zijn grootouders in Osaka zich over hem ontfermden. Die hadden een textielzaak waarin hij als kind veel vrije tijd doorbracht. Volgens zijn autobiografie ging hij al op zijn tiende samen met een zus apart wonen.

De kleine Momofuku deed de was, slachtte de kippen, maakte elke dag bij het ochtendgloren voor zijn zusje de lunchbox klaar en hielp haar naar school. Hij kende geen grotere voldoening dan in de winkel van zijn grootouders iets te kunnen verkopen.

Toen hij op zijn 22ste over de erfenis van zijn ouders kon beschikken, keerde hij naar Formosa terug, waar hij zich als invoerder van breigoed vestigde. Later begon hij een groothandel in gebreide kleren in Osaka. In deze koopmansstad bij uitstek volgde hij ’s avonds lessen in boekhouding.

Gemarteld

Zoals zoveel ondernemers schakelde hij bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog over op oorlogsindustrie. Hij begon te handelen in wapens en assembleerde startmotoren van vliegtuigen onder het motto: ‘Het Japanse volk tegen de rest van de wereld’.

Er heerste een tekort aan zowat alles, waardoor vooral de zwarte markt floreerde, dit zeer tegen de zin van het militair bewind. Toen hij op zekere dag naar de politie stapte om de diefstal van een aantal startmotoren te melden, werd hijzelf onder verdenking van zwarthandel ingerekend.

Kennelijk was hij er door de dief, een van zijn werknemers, ingeluisd. Ondanks de folteringen die schering en inslag waren in het Japan van die dagen, hield hij zijn onschuld staande.

Hij werd geslagen en herhaaldelijk in zijn maag geschopt, een mishandeling waaraan hij voor de rest van zijn leven maagklachten overhield.

De gevangenis was hard. Hij deelde zijn kleine, smerige cel met zes andere mannen en wilde of kon wegens de barre hygiënische omstandigheden niet eten. Toen hij in uiterste nood toch wat voedsel tot zich nam, was het bijna te laat.

Hij werd ernstig ziek en kwam op die manier na 45 dagen vervroegd vrij.

Vervolgens bracht hij 65 dagen in een ziekenhuis door. ‘Een mens die geen eten heeft, kan geen mens zijn’, schreef hij later, ‘hij verschilt niet veel van een dier.’ De slogans die zijn bedrijf vandaag hanteert zoals ‘Alleen als iedereen in de wereld genoeg te eten heeft, kan er vrede zijn’, vinden hier hun oorsprong.

Na zijn herstel probeerde hij het eerst met een fabriekje voor de productie van diaprojectoren. De Japanse oorlogseconomie steunde almaar meer op ongeschoolde arbeiders; de gedachte erachter was dat je die met diapositieven snel een opleiding kon geven.

Na de eerste bombardementen op Osaka in maart 1945 vluchtte hij de heuvels in en kocht er een stuk bos om houtskool te branden. Brandstof werd schaars en steeds meer mensen moesten zich met houtskool redden. Zo lag hij permanent op de loer om op nieuwe behoeften in te spelen.

Met een dikke Buick

Formosa, voor zijn vernielde fabrieken een veel hogere verzekeringsuitkering kreeg dan Japanse eigenaars. Plotseling had hij cash veertig miljoen yen ter beschikking. In 1990 zei hij dat dit omgerekend toen de waarde van 750 miljoen dollar moet hebben gehad, een fortuin.

Met dat geld begon hij in Osaka en omgeving grote stukken grond op te kopen. Een daarvan lag aan de zee. Hij zette er een zoutwinning op en kocht drie boten om op sprot te vissen.

Hij gaf zijn geld makkelijk uit, bekostigde de studie van veelbelovende jongelui, maar gaf ook feestjes en hij reed rond met een grote Amerikaanse Buick.

Kortom, in de crisiseconomie van de bezettingsjaren, toen vele Japanners niet eens een onderkomen hadden en honger leden, vertoonde deze parvenu ongepast gedrag.

Tegen 1948 zat hij in de handel van zeevis en schaaldieren, textiel, zout, westerse huishoudelijke apparaten en hield hij er ook nog een uitgeverij op na.

De algemene ondervoeding bracht hem korte tijd later op het idee een klein laboratorium voor de ontwikkeling van voedingssupplementen op te zetten. Het lab werkte aan proteïnetabletten gemaakt van kikkers, koeien, varkens en kippen.

De overheid kocht de eindproducten en verspreidde ze in ziekenhuizen.

Met zijn buitenlandse auto, zijn blitse entourage en zijn uitstekende relaties met de Amerikaanse militairen wekte hij de achterdocht en de na-ijver van vele Japanners.

De Japanse politie overtuigde de Amerikaanse bezetter ervan hem wegens belastingontduiking te arresteren, stellend dat de studiebeurzen die hij aan de lokale jeugd toekende, feitelijk verdoken lonen waren.

De rechter liet hem kiezen tussen vertrek naar het buitenland – hij bezat nog altijd een Formosapaspoort – of een celstraf van vier jaar. Hij koos voor de gevangenis; in het nieuwe Taiwan van Chiang Kai-shek was voor een gehate Japanner al helemaal geen plaats.

De fiscus legde beslag op al zijn financiële middelen. In de gevangenis ging hij met oorlogsmisdadigers om, leerde hij Amerikaans voedsel te waarderen en bracht hij veel dagen door met het spelen van mahjong. In beroep werd zijn straf met twee jaar verminderd.

Eenmaal op vrije voeten leende hij zijn naam voor een hypotheekbank die slecht werd geleid en bankroet ging. Een rechtbank veroordeelde hem in 1956 wegens ‘vertrouwensbreuk’, en al zijn bezittingen, op zijn huis na, werden verbeurd verklaard.

Bijna was hij voor een derde keer in de gevangenis beland.

Een lange rij noedelkopers

Momofuku Ando was nu 46 en zat eens te meer aan de grond. In de straatjes in de omgeving van een warenhuis in Osaka zag hij hoe lange rijen mensen stonden aan te schuiven voor de mobiele kraampjes die kommen tarwenoedels (ramen) verkochten. Dat moest sneller kunnen.

De Verenigde Staten schonken in die jaren hun tarweoverschotten aan het noodlijdende Japan en de Japanse overheid moedigde de burgers aan meer brood te eten. Ando dacht dat ramen, waarvoor tarwe eveneens een grondstof was, beter bij de Japanse eetgewoonten paste.

Hij kocht een machine om noedels te maken en begon in een houten keet te experimenteren met een kant-en-klare variant.

Hij had gezien hoe zijn vrouw in de keuken tempura maakte, zeevruchten of groenten met een krokant gefrituurd laagje. Hij kookte de noedels, frituurde ze kort in palmolie en liet ze drogen. Goot je er achteraf kokend water op, dan waren ze snel klaar om te eten.

Maar welke smaak zou hij toevoegen? Een van zijn zoontjes weigerde kippenvlees te eten nadat hij op zekere dag spatten van kippenbloed in zijn gezicht had gekregen. Maar als Ando’s schoonmoeder haar noedels in kippenbouillon klaarmaakte, stoorde hij zich daar niet aan, at hij alles meteen op.

Ando dacht dat als de kippensmaak zo lekker was, hij die smaak kon gebruiken. Hij maakte een stapel proefpakjes met kippensmaak klaar, noemde ze in het pseudo-Engels ‘chikin ramen’ en bracht ze naar een plaatselijk warenhuis. In één dag waren de pakjes uitverkocht.

Dat was op 25 augustus 1958, de stichtingsdatum van zijn noedelbedrijf.

Ando verhuisde zijn operaties naar een verlaten pakhuis in Osaka en zette zijn hele gezin aan het werk. Vanwege zijn slechte ervaringen met banken wilde hij alleen nog cash betaald worden. De groothandelaars weigerden, maar de vraag was zo groot dat ze geen keuze hadden.

In december 1958 veranderde hij de naam van zijn firma in Nissin Food.

Nissin betekent letterlijk ‘elke dag nieuw’. De volgende lente verhuisde hij naar een fabriek van 20.000 vierkante meter. In 1960 opende hij zijn tweede fabriek. Het jaar daarop kwamen er drie fabrieken bij, allemaal cash betaald.

Het waren de dagen van de eerste televisie-uitzendingen en Nissin was een van de vroege sponsors van een commercieel tv-programma in Japan. In 1961 verkocht hij al 550 miljoen zakjes, in 1963 een miljard. Dat was ook het jaar dat Nissin Food op de beurs ging.

Noedels in bekertjes

Op zoek naar mogelijkheden om zijn product te verbeteren en in het buitenland op de markt te brengen, maakte hij in 1966 een reis naar Europa en de Verenigde Staten.

Hij wist wel dat westerlingen niet met stokjes aten en dus moest hij met een recipiënt voor de dag komen waaruit met een vork kon worden gegeten.

In de Verenigde Staten leerde hij iets over bouillon, hij zag de alomtegenwoordige wegwerpbekertjes en in het vliegtuig op weg naar huis kreeg hij een luchtdicht verpakt aluminiumzakje met nootjes cadeau. Met die drie elementen bedacht hij zijn cup noodles.

Om te beginnen een wegwerpbeker van styrofoam, het perfecte materiaal omdat het goed isoleerde en licht was. Het was nog zo nieuw dat de Japanse fabricaten stukgingen en de klanten hun handen verbrandden. Alleen een Amerikaanse firma kon hulp bieden.

Ook toen stonken de potjes nog, een euvel dat verdween door ze na productie eerst even te verhitten. Hij bracht er ribbeltjes in aan, zodat je de bekers goed kon vasthouden en liet de vorm door een bekende designer ontwerpen.

Hij voegde er een aluminiumzakje kruiden en gevriesdroogde groenten aan toe. En hij maakte de noedels ook wat dikker, zodat ze in de beker niet stukgingen. Het leek een dwaze gedachte: noedels eten met een vork uit een plastic beker; Japanners aten noedels uit een soepkop en met stokjes.

Het was onbeschoft te eten terwijl je op straat rondwandelde. Bovendien was de prijs zes keer duurder dan de verse variant. Hij gaf zijn nieuwe product de Engelse naam ‘cup noodles’, omdat hij toen al een internationale markt voor ogen had.

In 1971 trok hij met zijn nieuwe product op een drukke winkeldag naar het Ginzadistrict in Tokio, naar de hoofdstraat. Bij de studenten en tieners sloegen de bekers meteen aan. Dus plaatste hij een heetwaterautomaat op de Ginza.

Vervolgens installeerde hij zijn cup noodles in automaten in scholen en kantoren in het hele land. De orders stroomden binnen. Vandaag de dag heeft in Japan alleen Coca-Cola meer automaten verspreid.

Jaren eerder had een onderzoek uitgewezen dat zijn klassieke noedelpakjes, de ‘kussentjes’, in Amerika geen kans maakten. Amerikanen eten noedels zoals spaghetti, maar niet in een bouillon of met stokjes, luidde de boodschap.

Ando lapte het advies in de wind, reisde naar Californië en gaf op vier marktpleinen in Los Angeles, opvallend in het wit gekleed, zelf de demonstraties. Hij maakte de noedels wat korter zodat de Amerikanen ze zonder uitbundig te slurpen, zoals de Japanners, naar binnen konden werken.

Onder de naam Top Ramen waren de noedels voor de Amerikaanse consument een totaal nieuw product. In 1970 vestigde hij in Gardena, Californië, zijn eerste verkooppunt, in 1972 de eerste productiefabriek. Een jaar later volgde de introductie van de cup noodles.

Na zes jaar was Nissin Food USA uit de rode cijfers. Momenteel bezit Nissin ongeveer vijftig procent van de Amerikaanse noedelmarkt, en vijftien procent van de wereldmarkt. Het bedrijf produceert in meer dan vijftien landen.

De komst van zoon Koki

In 1981, op zijn 71ste, trok Ando zich terug als president van het bedrijf. Zijn oudste zoon nam het roer over, maar die werd na twee jaar door zijn vader ontslagen, omdat hij geen initiatieven nam. Het zat de oude baas ook dwars dat zijn zoon niet eens zijn eigen producten lustte.

Momofuku zette in 1984 de 37-jarige Koki, zijn tweede zoon, in het zadel en die is nog altijd president.

Het was Koki die op het idee kwam in Shinjuku, in de winkelen uitgaanswijk van Tokio, het Foodeum-hoofdkwartier te bouwen – kostprijs: 160 miljoen dollar.

Een complex van elf verdiepingen met als doel: interesse voor instantnoedels te wekken, de firma dichter bij de consument te brengen en grotere zichtbaarheid te verkrijgen.

In het gebouw bevinden zich een Italiaans en een ramen-restaurant, een ramen-museum, een disco van twee verdiepingen, een testkeuken en een ruimte waarin elke week lezingen over voeding worden gehouden. De kantoren van het hoofdkwartier omvatten de etages vier tot en met elf.

Momofuku Ando groeide in Japan uit tot een volksheld, niet iemand die iets uit het buitenland grandioos had verbeterd, neen, hij was de uitvinder zelf. Hij kreeg liefdevolle bijnamen als ‘papa noedels’, of ‘koning van de noedels’.

Japanse consumenten kozen in 2006 de instantnoedels als belangrijkste Japanse uitvinding van de twintigste eeuw; vóór karaoke, de Sony walkman en de Nintendo spelconsole.

De kritiek van de traditionele Japanse noedelmakers dat Ando’s producten niet meer zijn dan artificieel gekruide spinsels van bloem en water, ondergedompeld in vette palmolie, heeft weinig effect gehad.

Jaarlijks worden er inmiddels 13 miljard van deze gedroogde maaltijden geconsumeerd, in negentig landen.

In november 1999 opende Ando in Ikeda bij Osaka, waar het allemaal begon, een instantnoedelmuseum. Met centraal de houten keet waarin hij in 1957 zijn eerste experimenten uitvoerde. Bezoekers, circa 120.000 per jaar, kunnen er hun eigen noedels bereiden.

Er staan zowel de eerste noedelautomaten als de truck van waaruit Nissin gratis noedels serveerde na de aardbeving van 1995 in Kobe. En voor de ingang staat een marmeren beeld van de stichter.

In 2002 publiceerde hij zoals zoveel Japanse topondernemers zijn autobiografie: Hoe ik de magische noedels uitvond.

Hoe voelt het aan om zo laat in uw leven succes geboekt te hebben, vroegen journalisten hem. ‘Er bestaat geen “laat” in het leven’, zei Ando dan. ‘Je kunt ook wat uitvinden als je vijftig of zestig, of ouder bent.

Creativiteit en passie zijn de twee karaktertrekken die een uitvinder kenmerken.’ En: ‘Als je denkt dat het te laat is om op een nieuwe uitdaging in te gaan, dan kom je nergens.

Je kunt slagen, je kunt falen, maar het is altijd beter aan een wedloop te beginnen, dan helemaal niet te vertrekken.’

Hoewel hij eind juni 2005 als voorzitter ontslag nam, stond hij een maand later met zijn space ramen alweer in de schijnwerpers. Op het nieuwjaarsfeest van zijn bedrijf op donderdag 4 januari 2007 hield hij een toespraak en at hij samen met zijn personeel nog een portie van zijn noedels.

Op vrijdag overleed hij aan een hartinfarct.
Momofuku Ando, staande op een potje noedels

nl_NLNederlands