Gewapend beton

Inwoner van pottenbakkersdorp ontwikkelt gewapend beton

Joseph Monier (Saint-Quentin-la-Poterie, 8 november 1823 – Parijs, 12 maart 1906)

Wie van aardewerk houdt en het zuiden van Frankrijk een beetje kent, heeft zeker al gehoord van het plaatsje Saint-Quentin-la-Poterie, even ten noorden van Nîmes. Vandaag telt het nog altijd twaalf pottenbakkersovens maar in het midden van de negentiende eeuw waren er dat zestig.

Ze bakten er ook stenen tabakspijpen voor half Frankrijk. Tussen al die ovens werd in 1823 Joseph Monier geboren, de man die merkwaardig genoeg als de uitvinder van het gewapend beton de geschiedenis zou ingaan.

Over de jeugd van Monier is weinig bekend. In 1849 is hij in Parijs eigenaar van een tuinbouwbedrijf. Hij is dan 26 jaar oud. Zijn specialiteit is de productie van bloembakken van beton.

Dit beton, vervaardigd met wat toen nog portlandcement heette, was met een mengsel van klei, gebluste kalk, kiezel en zand een paar jaar eerder in Groot-Brittannië ontwikkeld. Bloembakken waren in die jaren meestal nog van hout.

Monier presenteerde met zijn nieuwe materiaal bakken die duurzamer en stabieler waren. Maar ook loodzwaar, wat het succes afremde.

Monier experimenteerde de volgende jaren met nieuwe cementmengsels om zijn bakken een stuk lichter te maken. Dat leverde aanvankelijk niets op. Om de natte cementmassa bijeen te houden stopte hij er op zekere dag ijzerdraad in.

Volgens sommige bronnen maakte hij een soort korset van gewoon kippengaas. De twee materialen samen vertoonden grote stevigheid en hadden een veel kleiner gewicht. Je had minder cement, minder beton nodig. Het cement was tegen enorme druk bestand en de ijzerdraad kon aan grote trekkracht weerstaan.

Opvallend was ook dat de twee materialen dezelfde warmte-uitzettingscoëfficiënt vertoonden. Een gedroomde combinatie.

Monier zelf was door het resultaat nog het meest verrast. Hij voelde intuïtief de mogelijkheden aan en begon als een bezetene zijn materiaal in nieuwe vormen te testen.

Zijn landgenoot Joseph Louis Lambot presenteerde op de Parijse wereldtentoonstelling van 1855 een betonnen roeiboot die eveneens met ijzerdraad was versterkt, maar Monier liet zich niet van de wijs brengen.

Op 16 juli 1867 kreeg hij eindelijk een patent op wat toen letterlijk heette: ‘Verplaatsbare bakken en reservoirs uit ijzer en cement bestemd voor de tuinbouw.’

In de twintig jaar die daarop volgden, nam hij een patent op nog elf andere gebruiksmogelijkheden: balken en buizen, wegdekken en bruggen, platen en trappen, zelfs bielzen voor de spoorwegen. Normaal gezien zou dit Monier een fortuin opgeleverd hebben.

Privé ging het hem echter niet voor de wind. Zijn vrouw kreeg een hele reeks kinderen, maar afgezien van één zoon, stierven ze allemaal in hun jonge jaren. Toen dan ook deze enige volwassen zoon en Moniers vrouw overleden, moest de weduwnaar zich zelf over zijn kleinkinderen ontfermen.

Monier trouwde opnieuw en kreeg weer een zoon en, in 1890, een dochter. Het meisje was echter van bij de geboorte verlamd en moest permanent worden verzorgd.

Volgens sommige bronnen zaten de aanhoudende familietragedies het zakelijk talent van Monier in de weg. Volgens andere zag hij zichzelf in de eerste plaats als uitvinder en was hij in geld nauwelijks geïnteresseerd.

Hij verkocht zijn patenten over de hele wereld, maar dan wel ver beneden de prijs, zodat zijn bedrijf wel op de fles moest gaan.

In 1903 – hij was toen tachtig – deed het tijdschrift Cement en Bouw aan haar lezers een dramatische oproep om de bejaarde man financieel bij te staan. Drie jaar later overleed hij in zijn huis in Parijs, volgens zijn biograaf: vereenzaamd, lichamelijk een wrak, en totaal geruïneerd.

Monier raakte in vergetelheid, zeker in zijn geboortestadje Saint-Quentin-la-Poterie. Wat moesten die pottenbakkers in Zuid-Frankrijk aanvangen met een van hun stadsgenoten die als tuinman in het verre Parijs met cement en ijzerdraad in de weer was geweest?

In 1999 echter, om te vieren dat Monier 150 jaar eerder zijn bedrijf had gesticht, kwamen ze in SaintQuentin tot inkeer. Ze hielden een groot feest, gaven de uitvinder een plek in het plaatselijk museum en hingen een gedenkplaat aan zijn geboortehuis.

nl_NLNederlands