Een slechte opname van Indiase sitarmuziek bracht hem op revolutionaire ideeën
RAY MILTON DOLBY (O 1933)
Eind 1963, 30 jaar oud, reisde de Amerikaanse ingenieur Ray Dolby in opdracht van Unesco door India om er in de ashrams sitarmuziek op te nemen. Hij ergerde zich blauw aan de kwaliteit van de opnamen, waarbij permanent een zacht geruis te horen was.
Bij zijn terugkeer in Engeland, in mei 1965, richtte hij in Londen een kleine firma op (vier werknemers) om een systeem voor ruisonderdrukking te ontwikkelen. In november kon hij aan de platenfirma Decca Records een demonstratie geven.
In januari 1966 kocht Decca zijn eerste negen toestellen. Dolby was ‘on its way’. Nu staat zijn naam, of het dubbele-d-logo van zijn bedrijf, op haast alle bandopnemers, ghettoblasters, koptelefoons en autoradio’s – om niet te spreken van miljarden geluidscassettes.
Sinds 1975 zijn er wereldwijd 35.000 bioscopen met Dolby-Stereo-installaties uitgerust. Ray Dolby was niet alleen een gepassioneerd uitvinder, maar ook een gewiekst zakenman.
Ray Milton Dolby werd op 18 januari 1933 geboren in Portland, Oregon. Als kind wou hij weten hoe alles werkte. Op zijn elfde herstelde hij de kleppen van zijn vaders oude Plymouth-auto. Hij speelde piano en schakelde over naar trompet en klarinet.
Hij was gek op muziek, maar wou ook weten waarom de dingen klonken zoals ze klonken. Hoe een orgel werkte en hoe de pijpen trilden en hun verschillende geluiden voortbrachten.
Nog tijdens zijn middelbareschooltijd nam Alexander Poniatoff, de stichter van de elektronicafirma Ampex, hem onder zijn vleugels. Dolby studeerde naderhand aan de universiteit van Stanford, de bakermat van de Amerikaanse computerindustie.
In zijn vrije tijd was hij echter altijd bij Ampex te vinden. Begin jaren vijftig zat hij daar in een zeskoppige ploeg die als opdracht had een videorecorder te ontwikkelen. De directie kreeg in 1955 een prototype te zien, in 1957 was de machine – nog ter grootte van een halve kleerkast – klaar.
De inbreng van de 22-jarige Dolby gold als fundamenteel. Hij studeerde in Stanford af in 1957 en doctoreerde vervolgens in Cambridge, waar hij ook zijn Duitse vrouw, Dagmar Baumert, leerde kennen.
Na het Unesco-avontuur in India volgde het echte werk. De snelle aankoop van de platenfirma Decca gaf moed. Ray Dolby: ‘Ik dacht, met zo’n toestel word ik met open armen ontvangen. De mensen zullen zo blij zijn dat ik het ruisprobleem heb opgelost.
Het was een koude douche te ervaren hoe hoofdingenieurs van opnamestudio’s mij botweg vertelden dat ze helemaal geen
ruisprobleem hadden.’ Niettemin waren tegen eind 1969 alle popmuziekstudio’s in Londen met Dolby-systemen uitgerust. Die eerste toestellen kregen alleen een technische benaming.
Toen Ray op zekere dag op weg naar een platenfirma in de lift stond, hoorde hij hoe twee ingenieurs het erover hadden dat ze die dag nog ‘twee Dolby’s’ moesten verhuizen. Zijn achternaam werd zonder dat hij het zelf wist als handelsmerk gebruikt.
Die troef zou hij verder uitspelen. Tegen het eind van de jaren zestig opende hij een verkoopcentrale in New York. Vijf jaar later verhuisde hij met gezin en stafpersoneel naar San Francisco.
Over Ray doet het verhaal de ronde dat hij zich in die tijd bij zijn naaste medewerkers meldde met de woorden : ‘Dagmar en ik gaan terug naar Californië, San Francisco, en jullie komen met mij mee.’
Vanaf 1970 gingen Dolby en zijn vrouw op pad om bij Amerikaanse, Europese en Japanse fabrikanten van bandopnemers en geluidsinstallaties licenties te verkopen. Zo kwam ‘Dolby’ in handen van de gewone consument.
De grote vraag was namelijk: hoe maak je van een relatief makkelijk te imiteren uitvinding een standaard zonder er de eigendomsrechten op te verliezen.
Dolby had in de gaten hoe het de videorecorder van Ampex verging. ‘Ampex stak al zijn tijd in een hopeloos juridisch gevecht om de technologie voor zichzelf te behouden,’ zo zei hij.
‘Ik voorzag dat ik in dezelfde ellende verzeild zou raken als ik mijn systeem exclusief maakte.’ Dolby bedacht een geniale oplossing. Hij controleerde patenten en handelsmerk zeer streng, maar hij verkocht ze tegen een extreem lage prijs.
De laagste marge bedroeg op zeker ogenblik 7,5 dollarcent per bandopnemer. ‘Van in het begin was het voor mij duidelijk dat een klein bedrag van een grote markt beter was dan het omgekeerde,’ zei Dolby later. ‘Als het voor een fabrikant goedkoper was onze licentie te kopen dan ons na te maken, waarom zou hij dan niet voor de Dolby-techniek kiezen?’
Film
Dolby: ‘Toen ik mijn firma oprichtte was een van de grotere plannen het verbeteren van het filmgeluid. Maar ik moest wachten tot 1970 voor mijn bedrijf sterk genoeg was om er ingenieurs voor vrij te maken. De eerste Dolby-monofilm was Stanley Kubricks A Clockwork Orange in 1971.
Stereo volgde in 1973-1974; Dolby Stereo Surround, met vier geluidskanalen, in 1975 met Barbara Streisands film A Star is Born. Met de ‘Surround’ in Star Wars en Close Encounters of the Third Kind werd ook het brede publiek zich bewust van wat Dolby betekende.
Bioscoopuitbaters moesten volgen. Star Wars was ook de eerste van een hele reeks films die voor hun Dolby-technologie met een Oscar zijn onderscheiden. Enkele andere zijn: The Deerhunter, Amadeus, Dances With Wolves en Jurassic Park.
In 1976 vestigde Dolby zelfs een kantoor in Hollywood, waar ingenieurs van de firma de mixing van de films in de gaten houden. Het bedrijf bleef zich permanent ontwikkelen en vernieuwen. Ray: ‘Wat ik doe is te vergelijken met de verbetering van het beeld in de bioscoop.
Je vergroot het beeld van zo’n klein negatiefje gigantisch uit en je wil betere kleur, meer scherpte, minder korrel. Hetzelfde geldt voor geluid.’
Een van de spectaculaire vernieuwingen is vandaag de digitale geluidsoverdracht voor bioscoopfilms. Sinds 1992 zijn al meer dan vierduizend films met dit systeem op de markt gebracht. Naast beeld en geluid is op een traditionele filmband niet veel plaats meer.
Dolby vond toch nog een plekje om de digitale informatie onder te brengen, namelijk tussen de tandgaatjes van de film. Ook dit systeem is snel een standaard aan het worden.
De nieuwe filmbanden kun je zowel in traditionele als in geavanceerd uitgeruste bioscopen draaien en dat is de troef waarmee Dolby de concurrentie heeft verslagen. De laatste ontwikkeling buiten de bioscoop is de Dolby Surround voor televisie: bioscoopgeluid voor de huiskamer.
Dolby Laboratories, met hoofdkantoren in Londen en San Francisco, telt nauwelijks 300 werknemers. Het bedrijf doet haast uit-
sluitend laboratoriumonderzoek, handelt in licenties en ziet toe op de toepassing ervan. Wat apparatuur betreft maakt het zelf alleen toestellen voor radio-, filmen muziekindustrie. Dolby heeft 313 licentiehouders in 48 landen en 650 patenten in 34 landen.
‘Bezorgdheid is de sleutel tot mijn succes,’ zegt Ray Dolby. ‘Dat is het verschil tussen een ingenieur, die over het algemeen goed weet hoe hij een probleem moet aanpakken en oplossen, en een uitvinder, die ’s nachts badend in koud zweet wakker wordt uit angst dat zijn opzet niet zal slagen.’ Dolby is zelf eigenaar van meer dan vijftig patenten.
Zijn eerste dateert van toen hij 19 was. Ook privé heeft hij een laboratorium waarin hij aan eigen projecten werkt.
Toen hij in 1988 met zijn vrouw en twee zonen met een zwerfauto op reis wilde, ontwikkelde hij een stuurmechanisme dat de moegezeten bestuurder in staat stelt staand te sturen. De stille, wat teruggetrokken Dolby, bijgenaamd Dr. Silence, is nog altijd alleen eigenaar van zijn bedrijf.
Een hartaanval een paar jaar geleden heeft zijn ondernemingsgeest niet kapotgemaakt. Zijn nieuwe passie is vliegen. Intussen buigen zijn ingenieurs zich over de vele mogelijkheden die de nieuwe informatiesnelweg Dolby Laboratories te bieden heeft.
Dank u, ik heb zelf ook een Dolby radio.