De godvruchtigste man van New York leert Amerikanen toiletzeep gebruiken
WILLIAM COLGATE (1783-1857)
William Colgate werd in 1783 in het Britse Kent geboren. Zijn vader Robert was een felle verdediger van de ideeën van de Franse Revolutie.
Toen Robert in maart 1795 wegens verraad van de Britse Kroon gearresteerd dreigde te worden, werd hij gewaarschuwd door zijn vriend William Pitt, de toenmalige Britse premier.
Met achterlating van al zijn persoonlijke bezittingen vluchtte hij samen met zijn vrouw en hun twaalfjarige zoon over de Atlantische Oceaan en vestigde zich op een boerderij in Baltimore. Door een geschil rond de eigendomstitel raakte hij de boerderij weer kwijt.
Vanaf zijn vijftiende werkte William bij een kaarsenmaker in Baltimore. In 1804 vond hij werk bij de grootste kaarsenhandelaar van New York.
Voor het maken van kaarsen werd in die dagen nog gebruik gemaakt van talg, dierlijk vet, zelfs van honden en katten. Als nevenproduct ontstond daarbij een primitieve, zeer vette zeep. Twee jaar later ging de handelaar failliet.
Colgate begon meteen een eigen kaarsenen zeephandel in Dutch Street, net achter Broadway.
Met zijn eerste winst kocht hij voor zijn vader een nieuwe boerderij. Hij besloot jaarlijks 10% van zijn winst aan een goed doel te besteden. Een voornemen waar hij zich tot aan zijn dood aan zou houden.
Tegen de tijd dat zijn drie zonen opgroeiden verdiende hij voldoende geld om hun een opvoeding aan een privé-school te verzekeren.
De oudste, James Boorman, stichtte een bank op Wall Street; de tweede, Robert, werd fabrikant van wit lood, gebruikt in verven, en Samuel, de jongste, kwam op zijn zestiende in het bedrijf van zijn vader werken.
Rond 1825 ontdekte de Franse chemicus Michel Eugène Chevreul, die betere kaarsen wilde ontwikkelen, de samenstelling van vetten en oliën. Door afzonderlijke substanties te combineren met soda, potas en alkali ontwikkelde hij nieuwsoortige, minder vette zepen.
Samuel zag er meteen de mogelijkheden van in.
Hij overtuigde zijn vader ervan om Franse parfums te kopen, zodat ze zelf toiletzeep konden maken. William voerde nieuwe, plantaardige en dierlijke oliën in en installeerde machines om het werk van Chevreul na te bootsen.
Hij maakte zelfs gebruik van een stoommachine als warmtebron om de chemische processen beter te kunnen controleren. Tegen 1850 – William was toen 67 en Samuel 28 – leverde de firma tientallen soorten zeep, van de hardste wasserijzeep tot de zeldzaamste luxezeep.
Voor de productie van kaarsen was een nieuwe kaarsgietmachine in gebruik genomen. Bij Williams overlijden in 1857 was het huis aan Dutch Street uitgegroeid tot een fabriek met een voorgevel van vierhonderd meter, twee derde van een stadsblok omvattend.
Volgens zijn biografen had Colgate zowel een scherp oordeel als een duidelijke visie en maakte hij op commercieel vlak nooit fouten. Hij bezat een buitengewoon opgewekt humeur en ging met zijn werknemers om alsof het zijn vrienden waren.
Zijn hele leven was William Colgate een voorman van de baptistencongregatie.
Hij trad tot de kerk toe in het jaar dat hij zeepmaker werd en stopte veel geld in de missieorganisatie en het bijbehorende bijbelgenootschap. De acht laatste jaren van zijn leven was hij schatbewaarder van de American Bible Union, die hij hielp oprichten.
Vanaf 1820 leverde hij kapitaal voor een theologisch seminarie in Hamilton, New York, dat later uitgroeide tot een universiteit. In 1890 werd de naam ervan veranderd in die van de voornaamste geldschieter: Colgate University. Hij ligt begraven op het Greenwood Cemetery in Brooklyn, New York.
Aromatische tandpasta, eerst nog in potten, kwam pas vijftien jaar na zijn dood op de markt. Op de dag van haar honderdjarig bestaan bood de firma een assortiment aan van 160 soorten toiletzeep en 625 parfums. In 1910 werd de fabriek verplaatst naar Jersey City, waar ze vandaag nog gevestigd is.
De fusie met Palmolive dateert van 1928.
Colgate-merken:
- Ajax
- Cadum Colgate
- Javel La Croix
- Lustra
- Palmolive
- Pouss’Mousse
- Soupline
- Tahiti