Elektrische motor

Hoe je uit elektriciteit en magnetisme ongelooflijke krachten kunt halen

Michael Faraday (Londen, 22 september 1791 – Londen, 25 augustus 1867)

Michael Faraday legde de basis voor alles wat wij vandaag weten over elektrische en magnetische verschijnselen. In 1831 ontdekte hij de manier waarop mechanische energie kan worden omgezet in elektrische energie. Zo werd hij als het ware de uitvinder van de elektrische motor.

Het grootste Britse genie uit de eerste helft van de negentiende eeuw werd als zoon van een arme smid geboren in de buitenwijken van Londen. Hij ging nauwelijks naar school en moest als kind al zijn brood verdienen als leerjongen bij een boekbinder.

Zijn ouders waren lid van de Sandemanians, een sekte die de natuur zag als ‘een boek geschreven door de vinger van God’.

In zijn vrije tijd las hij in de boekbinderij alles over wetenschappen wat hij in handen kon krijgen. Hij merkte heel vroeg dat hij leed aan tijdelijk geheugenverlies. Dus schreef hij alles op. Vele van zijn dagboeken zijn verloren gegaan of vernietigd.

Andere geven een zeer precies beeld van zijn doen en laten, zijn kijk op de wereld en vooral van wat hem dreef. Hij slaagde erin als assistent in dienst te komen bij de bekende geleerde Humphry Davy. Assistent is een groot woord. Eigenlijk was hij meer een soort lijfknecht.

Hij hielp Davy wel degelijk bij diens experimenten, maar hij moest als 24-jarige zijn meester ook scheren, zijn schoenen poetsen of zijn kamerpot te ledigen.

Reed Davy in een koets rond, dan zat Faraday in weer en wind op de bok. Lag Davy slapend in de kajuit van een schip, dan probeerde Faraday bovendeks onder open hemel de slaap te vatten.

Op een diner bij een Franse geleerde stuurde Davy zijn assistent ooit naar de keuken om te eten. ‘Dan ga ik ook in de keuken zitten’, zei de Fransman, die meteen doorhad wat er aan de hand was. En zo mocht Faraday toch bij Davy aan tafel.

Faraday had het wonderlijke talent om almaar nieuwe, bijzondere experimenten te verzinnen. Het knechtje, dat alleen een paar jaar lager onderwijs had genoten, begon heel snel zijn geleerde meester te overtreffen.

Als zoon van een smid en vanuit zijn knechtschap was hij zeer praktisch en technisch ingesteld. En hij schreef alles op. Hij moest wel, want met het ouder worden verergerden de aanvallen van geheugenverlies. Vanaf augustus 1832 begon hij zijn experimenten te nummeren.

Op 15 januari bijvoorbeeld beschrijft hij de opbouw van wat later ‘de kooi van Faraday’ zal heten: een kooivormige constructie van elektrisch geleidend materiaal zoals koper of ijzer dat ervoor zorgt dat elektromagnetische straling niet tot binnen de kooi kan doordringen.

Allerlei stoorvelden, zoals van blikseminslagen, hebben in een kooi van Faraday geen invloed.

Zijn experimenten vallen stil op het cijfer 16.041, in 1860. Hij was toen 69. Al die jaren hield hij in het Royal Institution in Londen zijn waanzinnig populaire vrijdagavondlezingen. De aula was steevast tot de nok gevuld. Het gemiddeld aantal bezoekers bedroeg achthonderd.

Soms, bij een lezing over magnetisme in 1851, telde iemand duizend achtentwintig man.

Om dit goed te doen had het kleine mannetje avondles gevolgd: daar leerde hij bijvoorbeeld hoe hij tijdens het spreken zijn voeten moest plaatsen, met zijn armen en handen moest bewegen en wat hij met zijn ogen moest doen. En bovenal leerde hij iets klaar en duidelijk uiteen te zetten.

Hij kon zich eindelijk bevrijden van zijn armemensen-accent en sprak altijd met een bordje voor zich op tafel waarop het woord ‘slow’ in kapitalen geschreven stond. Het knechtje was een meester-leraar geworden.
Faraday kon je altijd om een expertise vragen: hij daalde af in een steenkoolmijn om er de gevaren te analyseren; of hij bezocht een munitiefabriek om te zien hoe een nieuwe ramp kon worden vermeden. Zijn halve leven was hij verlichtingsadviseur van een organisatie die vuurtorens beheerde.

Op zijn 72ste nog was hij in Dover. Hij schreef in zijn dagboek: ‘Door de sneeuw zaten de wegen dicht. Door over heggen en muren te klimmen en velden te doorkruisen ben ik toch aan de vuurtoren geraakt en kon ik de vereiste onderzoeken en waarnemingen verrichten.’

Tegen het einde van zijn leven maakte hij zich grote zorgen over de kwaliteit van wetenschapslessen in het onderwijs. Niets van wat hij vijftig jaar lang had verkondigd, was tot het middelbaar onderwijs doorgedrongen.

Hij die vond dat politiek ‘de laagste van de menselijke passies’ was, liet zich verleiden om te zetelen in een regeringscommissie ter verbetering van het wetenschapsonderricht.

Het was voor de oude man een schok vast te stellen dat de politici alleen aan de dure kostscholen dachten. Het waren goed opgeleide mensen die hem jaren aan zijn oor zeurden om de kracht van handoplegging en het ronddraaien van tafels op spiritistische seances wetenschappelijk te bewijzen.

En Faraday schreef: ‘Op het einde van hun opleiding zijn zij onwetend over hun eigen onwetendheid. En ik kan alleen maar zeggen dat er iets fout is met een onderwijssysteem dat deze geesten – de knapsten onder hen – in zo’n toestand achterlaat.’

‘Geef mij de allereenvoudigste begrafenis’, zei hij, ‘bijgewoond door niemand behalve mijn familieleden, en plaats achteraf de allereenvoudigste grafsteen, op een eenvoudig stukje aarde.’ En zo geschiedde.

Faraday ligt niet samen met reuzen als Newton en Darwin in Westminster Abbey, waar hij echt wel had thuisgehoord. Aan zijn grafsteen op het Highgate Cemetery kun je niet zien dat hij het was die mensheid leerde hoe je uit elektriciteit en magnetisme ongelooflijke krachten kunt halen.

Laat een reactie achter

nl_NLNederlands