Barbertje

in ‘Barbertje moet hangen’: een onschuldige voor een zaak laten opdraaien, en afgeleid: het moet en zal gebeuren

Naar Barbertje, een vrouw in het toneelstuk dat de Max Havelaar (1860) van Multatuli voorafgaat.

Een zekere Lothario wordt ervan beschuldigd dat hij zijn vrouw Barbertje heeft vermoord. Als Lothario betoogt dat hij geen moordenaar is maar een goed mens, beschouwt de rechter dat als een bewijs van eigenwaan, een reden te meer om hem op te knopen.

Barbertje verschijnt echter zelf, als levend bewijs van Lothario’s onschuld.

De rechter erkent dat de beschuldiging van moord vervalt maar die van eigenwaan blijft. ‘Gerechtsdienaar, voer die man weg,’ zegt de rechter, ‘hij moet hangen.’ Een of andere vreemde kronkel heeft er dus toe geleid dat ‘Lothario moet hangen’ in ‘Barbertje moet hangen’ is veranderd.

nl_NLNederlands