Richard Florida
In de ban van Richard Florida
Tegen het einde van de jaren vijftig werd in de Heinz-ketchupstad Pittsburgh uit Italiaans-Amerikaanse ouders het jongetje Richard geboren. Zijn grootvader was een ongeschoolde Italiaanse arbeider, zijn vader werkt als bediende in een fabriek waarvan hij uiteindelijk directeur werd. De kleine Richard groeide op in de Italiaanse wijk, waar hij met zijn schoolvriendjes al eens op de vuist ging. Hij studeerde goed, kreeg een dure studiebeurs en specialiseerde zich in regionale economische ontwikkeling. Zo bijvoorbeeld die van de oude-industriestad Pittsburgh. De overheid schakelde de jonge docent in om nieuwe technologie naar de stad te halen. En Richard deed goed werk. Lycos, van de internetzoekmachine, kwam naar Pittsburgh. Maar wat zag hij? Na verloop van tijd vertrokken de nieuwe bedrijven weer naar andere oorden. Lycos ging naar Boston, hoewel Boston een veel duurdere stad was. Hoe kon je zoiets verklaren? Heel simpel: de nieuwe technologische bedrijven reisden het talent achterna, en niet omgekeerd. Wat maakte Boston ‘cool’ en aantrekkelijk? De ‘bohemians’ bijvoorbeeld, kunstenaars allerhande, creatieve mensen in het algemeen.
Net op het ogenblik dat hij de relatie tussen het economisch succes van bepaalde steden en creatief talent in kaart bracht, liep hij een doctoraal student tegen het lijf die een homo-index van Amerikaanse steden had opgesteld. En ziedaar, al die indexen vielen perfect samen. Aanwezigheid van kunstenaars, homo’s en uiteenlopende etnische groepen wezen op een hoge graad van tolerantie. En dat trok creatief talent aan, dat op zijn beurt de flexibele bedrijven lokte. De theorie van de drie T’s: technologie, talent en tolerantie als toverformule was geboren.
Terwijl Richard Florida, want om hem gaat het, zijn boek schreef, bleef zijn uitgever erop hameren dat je die categorie van creatieve mensen een naam moest geven, dat je ze moest benoemen. Eerst sputterde Florida tegen, zo zegt hij zelf, maar uiteindelijk gaf hij zich gewonnen voor de benaming ‘the creative class’. “Ik heb geen bijbel willen schrijven”, zei hij aanvankelijk, zich tegen het succes verwerend. “Het is niet meer dan een analyse. Je vindt er geen beleidsaanbevelingen in. Het is geen handboek voor de economische politiek. Ik wil alleen maar de wereld beschrijven, de wereld die ik ken, natuurlijk. Ik heb geen blauwdruk.”
Die laatste uitspraken wilde echter niemand horen, zeker niet de beleidsmakers. Ze verslonden Florida’s boek ‘The Rise of the Creative Class’ als gekken, wild op zoek naar het geheim van het succes, als koks op zoek naar het ultieme recept ter verovering van een Michelinster.
Florida had in zijn boek laten zien dat hij onmeetbare dingen als de aanwezigheid van creatieve mensen kon meten (38 miljoen in de V.S.), zijn publiek vroeg om meer. Dus heeft hij inmiddels met de hulp van zijn studenten aan creatieve en andere indexen voor alle Amerikaanse steden getimmerd. Sinds februari beschikken we over een hele kluit creativiteitsindexen voor veertien Europese landen. Nederland zit in de top 5. België, geplaagd door zijn tolerantie-index, komt niet verder dan de middenmoot. Niettemin dweept de Vlaamse minister-president Bart Somers met Florida. En de Vlaamse minister van Economische Zaken Patricia Ceysens heeft haar gewest alvast uitgeroepen tot Flanders D.C., District of Creativity. Ceysens: “Ik word aangezogen door creativiteit”. Nu ja, Job Cohen, de burgemeester van Amsterdam, en de Amsterdamse kamer van koophandel zitten haar dicht op de hielen.
Bent u lid van deze nieuwe sociale klasse, wilt u weten? Halen we even Florida’s boek erbij: ‘Als u een wetenschapper of een ingenieur bent, een architect of een ontwerper, een schrijver, kunstenaar of muzikant, of als creativiteit een factor is in uw werk in het zakenleven, onderwijs, ziekenzorg, rechten of enig ander beroep, dan bent u een lid.’ U bent dan een ‘perveyor’, een leverancier van creativiteit. En creativiteit is ‘het vermogen om zinvolle nieuwe vormen te creëren.’
Half Europa wacht nu op een creativiteitsindex voor zijn steden, een kunstenaarsindex, een homo-index, een ingenieursindex, waarom geen index van homofiele ingenieurs? In ruil voor 15.000 euro wil het straatjongetje uit Pittsburgh die in Amsterdam of Antwerpen (waar hij zijn brillen koopt) graag toelichten. Op 28 april aanstaande is hij in Brussel. Dagblad De Standaard: ‘Hij komt, hij komt, gonst het in de Wetstraat.’