Serendip c 483
De verhalen rond de drie prinsen van Serendip hebben als basis ‘De acht paradijzen’ van de Perzische dichter Amir Khusrau van Delhi (1253-1325). Ze kwamen in het westen door een vrije Italiaanse vertaling die in 1557 in Venetië verscheen. Walpole kreeg er in zijn jeugd kennis van door een in Amsterdam verschenen Franse vertaling uit 1721. Van 1766 dateert de eerste Nederlandse vertaling: ‘Persiaensche Geschiedenessen of de reize en wonderbare gevallen der drie Prinsen van Serendib’. Ze spelen zich af in Perzië onder het bewind van Bharam Gur, koning van circa 418 tot 438. Serendip is de oude Arabische benaming voor Sri Lanka. Het betekent letterlijk ‘eiland van goud’ of ‘eiland van edelstenen’.
Het gaat om een raamvertelling zoals de verhalen van Duizend-en-een nacht. Koning Giafferis, Giafer of Jafer laat zijn zonen opvoeden door de knapste koppen van het land. Achteraf test hij hun wijsheid: hij kondigt aan dat hij zich in een klooster wil terugtrekken en dat een van zijn zonen hem moet opvolgen. De drie zonen weigeren dit echter. Hij is opgetogen over hun wijze reactie en vindt dat ze nog wat praktische ervaring moeten opdoen. Hij wendt boosheid voor en stuurt hen in verbanning. Op hun reis arriveren ze in het land van keizer Beramo (Bahram). Ze komen onderweg een man tegen die op zoek is naar zijn kameel (geen muilezel zoals Walpole zich meent te herinneren). Ze weten zoveel details over het dier - dat ze overigens niet gezien hebben - dat de kameeldrijver ervan overtuigd is dat zij hem gestolen hebben. De kameel, zo wisten de prinsen, was blind aan een oog: hij had het slechte gras aan een kant van de weg gegeten, terwijl dat aan de andere kant veel beter was. Hij miste een voortand: dat bleek uit het gekauwde gras dat hij had laten vallen. En hij mankte: makkelijk te zien aan de sporen. Bovendien droeg hij aan de een zijde een lading boter: de boter had gelekt en vele mieren aangetrokken; en aan de andere kant een lading honing: daar krioelde het van de vliegen. Voorts waren ze zeker dat de kameel bereden werd door een zwangere vrouw. De berijder van de kameel was afgestegen, dat kon je zien aan de voetsporen, en hij/zij had geplast, dat kon je zien aan de urine. Omdat een van de prinsen van de urinegeur opgewonden raakte, moest het een vrouw zijn geweest. En omdat ze zich met haar handen had opgedrukt was ze ongetwijfeld zwanger. Tot zover de schrandere deducties van de drie prinsen, die met de betekenis van serendipiteit duidelijk geen uitstaans hebben. Niettemin brachten ze Walpole op het idee het woord te bedenken.
Later helpen de drie gasten uit Sri Lanka de keizer nog bij zijn zoektocht naar de vrouw van zijn dromen, waarbij door zeven vertellers op zeven kastelen zeven verhalen worden verteld. Eens deze klus geklaard, keren de prinsen terug naar Serendip. Het worden wijze heersers.